Header image

34 albums die wij onterecht over het hoofd zagen in de tweede helft van 2020

door Mattias Goossens

Met Indiestyle belichten we bijna dagelijks de meest interessante nieuwe muziek. Toch is dat nog niet genoeg om alles wat verschijnt een plekje te geven. Daarom blikken we twee keer per jaar terug op albums die geen aparte review kregen, maar toch de moeite waard zijn om te luisteren. De redactie tipt je graag deze 34 albums.

1 800 PAIN – Best house on a bad block

Ergens op het snijpunt van 100 Gecs-kolder en iconoclastische hiphop à la Death Grips kun je 1 800 PAIN vinden. ‘Best house on a bad block’ staat vol allesverwoestende splinterbommen die bestaan uit ronkende beats en al dan niet hoger gepitchte raps tjokvol  agressie. Wie er nu precies achter dit project zit, is nog steeds niet helemaal duidelijk. Het gaat echter zeker om mensen die een oor hebben voor catchy woede. Onder de chaos van nummers als ‘Outside’ en ‘Shelf’ zitten namelijk gewoon erg aanstekelijke melodieën verborgen. Dat de nummers ‘Hurt’ en ‘Lego’ elkaar opvolgen is volgens ons ook geen toeval, maar zo bedoeld om een pijnlijk tafereel te suggereren. (Tobias)

Anna von Hausswolff – All thoughts fly

Anna von Hausswolff creëert op ‘All thoughts fly’ desolate, vaak dreigende geluidslandschappen waar je je als luisteraar de enige overlever in een postapocalyptisch filmscenario waant. De neoklassieke composities met orgel in de hoofdrol hebben echter vaak ook iets sacraals en hoopvol. Dit album zweeft ergens in de grijze zone tussen zwaarte en lichtheid, en laat je gedachten alle kanten uitschieten. (Jonas VDA)

Bananagun – The true story of Bananagun

Hoe diep dook Nick van Bakel in zijn ongetwijfeld uitgebreide platenkast alvorens (of terwijl?) hij het debuut van Bananagun bij elkaar schreef? De drie eerste songs alleen al duwen je richting een impressionante stijloefening die tegelijk meteen een perfecte balans vindt. ‘Bang on the bongos’ doet aan als tropische indie, ‘The master’ is kleurrijke funkrock die z’n gelijke in heel Bananaguns bakermat Australië niet kent. ‘People talk too much’ ademt dan weer rasechte Afrobeat – karakteristieke vocale dialoog incluis. Struin je verder, dan rammelt ‘She now’ plots als een 60’s-psychpopsong en passeert ‘Modern day problems’ als een subtiele maar geslaagde ode aan de landgenoten van King Gizzard. Als het al keuzestress was, resulteerde die zelden in zo’n levendig plaatje én tegelijk bijzonder straf debuut. (Gilles)

Benny, The Butcher – Burden of proof

Alsof we een jaaroverzicht of iets dergelijks zouden kunnen schrijven zonder een release van rapcrew Griselda. Dit keer is het de beurt aan Benny, The Butcher. Na Westside Gunn en Conway The Machine knalt het derde opperhoofd van de bende 2020 kapot. De crew zette dit jaar met Boldy James en Armani Ceasar de rapgame op zijn kop, ‘Burden of proof’ is de kroon op het werk. We durven niet beloven dat er uit die hoek de komende weken niets meer verschijnt, maar de jaarbalans is alvast overtuigend positief. In het geval van ‘Burden of proof’ gaat Benny compleet los op de beats die tovenaar Hit-Boy heeft uitgekozen, met een dijk van een album als resultaat. Klassieke thema’s als een moeilijke jeugd, de eeuwige grind en de roem nemen hier een centrale plaats in. Wat hij ermee doe,t is bewonderenswaardig. (Bert)

Bill Callahan – Gold record

Bill Callahan bracht dit jaar maandelijks een nummer uit ‘Gold record’ uit. Een opmerkelijke releasestrategie, en eentje die ervoor zorgde dat het uiteindelijke verrassingseffect van ‘Gold record’ wat achterwege bleef. Niet dat we zonder die voorsmaakjes wel verrast zouden zijn geweest door de zevende soloplaat van de voormalige Smog-bariton: ‘Gold record’ is wederom een sterk staaltje songwriting van iemand die zijn heil zoekt in simpele traagheid. Wie er oppervlakkig naar luistert durft dit mogelijk saai te noemen, maar de vele popcultuurreferenties, taalkundige spitsvondigheden en warmte maken het een knap kleinood voor liefhebbers van knisperende folk. (Mattias)

Bladee – 333

“Is Bladee verliefd?” Die vraag hebben Drain Gang-fans zichzelf regelmatig gesteld dit jaar. Na ‘Exeter’ is ‘333’ namelijk het tweede album van de autotunerapper waarop hij een opvallend optimistischer geluid laat horen dan de ijzige melancholie die we van hem gewend zijn. Nu niet om te zeggen dat de Zweed plots blaakt van levensvreugde, maar nummers als ‘Oh well’ en ‘Don’t worry’ klinken toch zonniger dan we twee jaar geleden voor mogelijk hielden. De grootste verrassing is wellicht dat zijn monotone autotunegehuil zich goed lijkt te lenen tot deze nieuwe sound. (Tobias)

Call Super – Every mouth teeth missing

Zoals op z’n vorige platen als Call Super vindt Joe Seaton met deze derde worp een beredeneerd evenwicht tussen beatgerichte tracks en een eerder atmosferisch geluid. Met handenvol verknipte stukjes elektronica puzzelt de Londense producer tien prikkelende composities bij elkaar, die nu eens strelend zacht en dan weer schizofreen gelaagd aanvoelen. Nooit is ook echt duidelijk wat digitaal en wat akoestisch van oorsprong is – en da’s een compliment. ‘Mouth bank bed’ lijkt een collage van compleet gedeconstrueerde klassieke muziek, ‘Sleep all night with open eye’ is doorspekt met vervormde violen en knisperende field recordings, zij het dan continu omfloerst met allerlei ondefinieerbare effecten. Voor het – weliswaar onconventionele – dansvloermateriaal moet je vooraan op deze plaat zijn: daar huizen gloedvolle bassynths, tintelende melodieën en nooit gratuit uptempo drumpatronen. (Gilles)

Crack Cloud – Pain olympics

Van alle nieuwe postpunk-groepen is Crack Cloud misschien wel de spannendste en meest ongrijpbare. De hoes van ‘Pain olympics’ lijkt de poster van een eightiesfilm-reboot, in de muziek duiken Disney-achtige sprookjesmelodieën op en van een consistente zangstijl is geen sprake. Er is zelfs ruimte voor drum- en saxofoonsolo’s. Desondanks is dit debuutalbum een plezier om uit te zitten: een verrassende en veelzijdige langspeler in een genre dat al te vaak teruggrijpt naar afgeleefde clichés. (Mattias)

DJ Metatron – Loops of infinity (A rave loveletter)

Elk jaar komt Traumprinz onder een van zijn vele aliassen tevoorschijn met een nieuwe verzameling nummers dan wel een volledige plaat. Onder DJ Metatron, een schuilnaam die tot enkele jaren geleden twee deep house-epeetjes op het conto had staan, was dat nog niet gebeurd. Met ‘Loops of infinity (A rave loveletter)’ zou je kunnen spreken van een bepaalde stijlbreuk, want het album focust voornamelijk op trance. Toch hoeft dat binnen het Traumprinz Musical Universe veel te betekenen; je herkent ook hier meteen de karakteristieke ondergesneeuwde klank en esthetiek die de mysterieuze man zo uniek maakt. In tegenstelling tot vele van zijn mixes of platen onder bijvoorbeeld Prince Of Denmark of Prime Minister Of Doom, lijkt ‘Loops of infinity’ eerder een verzameling van individuele, niet verwante nummers dan een album dat nauw aan elkaar hangt. Dat is echter geen enkel probleem gezien de nostalgische en filmische aard van de plaat, die je in diverse situaties voor, tijdens of na een nachtje uit weet terug te brengen naar het verleden. (Yannick)

Ethan Gruska – En garde

Fans van de productie van Phoebe Bridgers’ ‘Punisher’ en van het geluid van Blake Mills vinden een kolfje naar hun hand op ‘En garde’ van Ethan Gruska. Als je dromerig nostalgisch turen in de achteruitkijkspiegel tijdens een autorit bij valavond in een album condenseert, krijg je ‘En garde’. Op ‘Teenage drug’ klinkt dat zo: “Even with your new disguise / You’re exactly how you were before / Always holdin’ back from crying / But that’s somethin’ only I would know.” ‘En garde’ is een sfeervol en compact album met intrigerende features van Phoebe Bridgers, Lianne La Havas en Moses Sumney. Zou het toeval zijn dat al deze artiesten in 2020 een erg sterk album afleverden? Waarschijnlijk niet. Maar oordeel vooral zelf. (Jonas VDA)

Faberyayo – Das drama

Het meest originele verjaardagscadeau van het jaar moet wel dat van Bas Bron aan Faberyayo zijn. Het gekregen dagje in de studio ontspoorde in een volledig album. Bron tekent voor producties die de electro in hiphop weer op het voorplan zet en Faberyayo haalt op ‘Das drama’ zijn beste bars boven. Raps over Japanse designers, barkies op de toog knallen, strakke broeken en gouden Bentleys…: het voelt misschien nogal materialistisch aan, maar de tongue in cheek-humor van Faberyayo biedt de nodige relativering. Ook Burning Fik-maatjes Gotu Jim en Abelmanbroer halen op hun gastbijdragen hetzelfde niveau. ‘Das drama’ is dansvloerhiphop die knispert, zoemt en schuurt, en verdomd catchy is. (Daan)

Flora Yin-Wong – Holy palm

Het was wel even wachten op een debuutalbum van Flora Yin-Wong, maar ‘Holy palm’ maakt dat meer dan goed. Het debuut kwam uit op Modern Love (Andy Stott), en geeft het experimentele dub-label nog een extra randje. ‘Holy palm’ put uiteraard wel uit leftfield dub, maar leunt nog dichter aan bij soundscapes en geluidsdesign. Deze plaat is grimmig minimalistisch met een hele pak weerhaken, maar telt bijvoorbeeld ook het kwartier lange ‘Loci I’. Daarop worden veldopnames verknipt tot wat het coolste kotfeestje ooit lijkt (onder andere early Arca passeert de revue op de geïmproviseerde aux-mix). ‘Holy palm’ is niet het meest gemakkelijke album, maar de intensiteit en uitdaging van de plaat lenen zich voor de gemiddelde fan van experimenteel minimalisme. (Daan)

FRKTL – Excision after love collapses

‘Excision after love collapses’ laat een vernieuwend geluid in leftfield-bass horen. Egyptische producer FRKTL presenteert een overweldigende ervaring, met langzame drones, scheuten noise, maar vooral een bewerkt-choraal geluid, dat doorspekt wordt met een perfecte scheut donkere bassen. Het geheel voelt soms aan als een stroperige donkere massa, die hier en daar doorbroken wordt. Een voorbeeld daarvan is ‘Crash blossoms’, waar Arabische snaren de boventoon nemen en een nodige portie licht laten schijnen. ‘Excision after love collapses’ is een quasi-monumentaal album, dat zich niet makkelijk laat doorgronden. Eens de klik gemaakt is, is het echter moeilijk om je niet van tijd tot tijd te laten opzwelgen. (Daan)

Goeie Jongens – Vliegtuigmodus

De Limburgse rapscene does not take prisoners. Het collectief Goeie jongens, bestaande uit de OG’s Don Luca, Tiewai en Ricca, krijgt hulp van de jonge garde: Chaz, Djalu en Rian Snoeks mogen zich op ‘Vliegtuigmodus’ meten met hun helden. Het resultaat is een fijne plaat die bol staat van bij momenten absurde teksten, maar altijd met een heerlijke flow – dat Genkse taaltje leent zich ontzettend goed voor het genre. Voor wie de game iets minder volgt, is dit een uitstekende kennismaking met Limburgs finest, voor de rest is het bijna een godsgeschenk. Hoe vaak is de som der delen effectief iets waard in collaboratieve albums? Hier alvast wel. (Bert)

Gum Country – Somewhere

Het Californische Gum Country trekt zo’n groot blik reverb-gitaren open dat ze het chronische tekort van de laatste jaren moeiteloos compenseren. Courtneys-gitarist Courtney Garvin neemt hier de vocals voor zich, geruggensteund door drummer Connor Mayer. Liefhebbers van dromerige indierock (denk The Pains Of Being Pure At Heart, Yuck of vroege DIIV) moeten debuutplaat ‘Somewhere’ zeker een kans geven, want minstens de helft wil je meteen opnieuw horen. (Mattias)

HHY & The Kampala Unit – Lithium blast

Ontsproten uit zijn residentie bij Nyege Nyege, is deze heerlijk transcendente plaat onstaan in samenwerking met de Kampala Unit. Deze bestaat uit Saldanha, die mede verantwoordelijk is voor de elektronica, en Omutaba op percussie. Florence Lugemwa vervoegt het duo en laat meer dan eens trots trompetgeschal klinken, zoals op ‘Bursting thru the gates’ of ‘Hunter’. Elders verdwijnt haar bijdrage eerder op de achtergrond, zoals op het titelnummer. ‘Lithium blast’ vormt een interessante brug tussen de herkenbare ambient dub en techno van HHY en de eerder traditionele percussie uit Oeganda, telkens omhuld met een fraaie, gelaagde productie. (Yannick)

Howling – Colure

Toen de Australische singer-songwriter Ry Cuming en Duitse muziekproducent Frank Wiedemann hun krachten bundelden voor hun eerste underground-hitje ‘Howling’, zagen ze meteen het potentieel voor verdere samenwerkingen. Frank Wiedemann zorgt voor de stevige housebeats met galmende pianonoten en glimmende tonen, Ry Cuming (aka Ry X) brengt gevoelige teksten met zachte en dromerige vocals. Hun tweede album ‘Colure’ brengt die winnende combo opnieuw samen met enkele zeer straffe beats en muzikale uitschieters zoals ‘Dew’ en ‘The water’. Daarbuiten horen we meer van hetzelfde, wat na verloop van tijd wat kan gaan vervelen. Toch is deze plaat met degelijke en dromerige electronummers een aanrader om op de achtergrond te beluisteren. (Gertie)

Jesse Osborne-Lanthier – Left my brain @ Can Paixano (La Xampanyeria)

‘Left my brain @ Can Paixano (La Xampanyeria)’ heeft een ontstaansgeschiedenis van vijf jaar, en dat merk je zowel aan de achtergrond als doorheen de 28 verschillende tracks. La Xampanyeria is een bistro in Barcelona, waar Jesse Osborne-Lanthier dagelijks een croissant at en een glas cava dronk in 2015, toen de basis van dit album gelegd werd. Na het overlijden van zijn moeder besloot Osborn-Lanthier te grasduinen door oude opnames, die toen een academische sérieux hadden. Ze werden vervolgens sarcastisch bewerkt en bleken uiteindelijk een schuilplaats te zijn voor onzekerheid en tristesse. ‘Left my brain’ kent muzikaal een grillige, unieke en allesomvattende stijl. Tegelijk een collage en auditief gesamkunstwerk, overspant deze plaat op anderhalf uur tijd ambient, noise, deconstructed club en industrial. Ook Marie Davidson en v1984 duiken op, maar bovenal is dit een heel persoonlijk en uniek album dat enkel uit het hoofd van Jesse Osborne-Lanthier kan komen. Individuele nummers eruit pikken doet de overweldigende ervaring van het volledige album luisteren onrecht aan, maar als je snel eens wil kijken of dit iets voor je is, kan ik ‘Self care, covered in potting soil’, ‘Catchment Areas’ en ‘IT5INYR-H34RT’ tippen. (Daan)

Jiafeng – Emotional Dance Music 幻愛銳舞會

Chinese danspop maakt doorgaans geen deel uit van ons muzikale dieet, maar dankzij deze plaat van Jiafeng belandt het toch eens op ons bord. Eigenlijk hoort er bij dit album een DIY dance game die de artiest ontwierp, maar wie de verzendingskosten daarvan niet wil betalen kan het album gelukkig ook op zichzelf luisteren. Zoals wel meer artiesten dat tegenwoordig doen, slaagt Jiafeng erin om tegelijk nostalgisch en modern te klinken – al heeft de nostalgie hier vaker de overhand dan bij vele andere popexperimentalisten van het moment. Door die moderne touch mag het echter geen verrassing heten dat we onder andere PC Music-producer Felicita op de tracklist zien verschijnen: Jiafeng lijkt een oosterse geestverwant van ons favoriete poplabel te zijn. (Tobias)

Lees verder: 1 2