A. G. Cooks experimentele pop klonk nog nooit zo volmaakt als op het zoete ‘Apple’

door Tobias Cobbaert

2020 is voor iedereen een lang, slepend jaar, maar PC Music-baas A. G. Cook lijkt ook effectief meer uren in zijn dag te hebben dan de gemiddelde mens. Na vorige maand nog een kolossaal debuut van 49 tracks uit te brengen, keert de popvernieuwer alweer terug met ‘Apple’. Met  tien tracks en een speelduur van slechts veertig minuten is deze nieuwe plaat veel compacter, maar het is misschien wel een completere albumervaring; waar ‘7G’ aanvoelde als een catalogus van losse experimenten, worden er op ‘Apple’ veel meer volwaardige songs gebracht.

2020 is het jaar waarin Cook als een omgekeerde Bob Dylan ontdekte dat er naast zijn elektronica ook akoestische gitaren bestaan om popliedjes mee te maken. Openingstrack ‘Oh Yeah’ is een van de radicaalste voorbeelden. De akoestische gitaar leidt het nummer op een organische manier die ondenkbaar was voor het oudere PC Musicwerk, en enkel de effectjes op de zang verraden dat het hier om een experimenteler nummer gaat. Dankzij de mooie vocale melodieën van Cook, vooral tijdens de outro, komt hij er nog verrassend goed mee weg ook.

Tijdens veel van de andere nummers worden akoestische gitaar en elektronisch experiment veel meer met elkaar verweven. Zo is er ‘Beautiful superstar’, wiens titel een samentrekking is van twee klassieke A. G. Cook dansvloerbangers, maar de combinatie resulteert eerder in een gemoedelijk kampvuurliedje dat later intenser wordt dankzij de elektronische drones. ‘Jumper’ klinkt alsof er op een ongestemde gitaar gespeeld wordt en alsof de stemvervormer kaduuk is, maar op de een of andere manier komen deze twee bizarre elementen samen om samen een mooie song te vormen. Cook heeft er altijd al een beetje uitgezien als John Lennon, maar op ‘Apple’ gedraagt hij zich ook echt als het tegendraadse broertje van een klassieke singer-songwriter. Enkel ‘Haunted’ is een misser met zijn richtingloos gitaargeneuzel en enerverend geneurie.

Het meest treffende voorbeeld van Cooks evolutie als artiest is ‘Animals’, een cover van Oneohtrix Point Never. Hierop doet de artiest eigenlijk exact het omgekeerde van waar zijn PC Music-label oorspronkelijk om gekend stond. Waar Cook en zijn handlangers vroeger typische popklanken namen en deze kil en afstandelijk maakten, gaat Cook hier net een bevreemdende track van Oneohtrix Point Never toegankelijk maken. De notoire stemvervormer zorgt er hier zowaar voor dat de tekst makkelijker verstaanbaar is dan in het origineel en de toevoeging van een akoestisch snaarinstrument vormt een nieuwe bron van warmte. Deze versie van ‘Animals’ zullen we nog steeds niet snel op de radio horen, maar het idee dat Cook een nummer toegankelijker maakte is vrij radicaal op zich.

Toch zitten er ook een paar hardere pitten in deze verder zachte vrucht. Zo is ‘Stargon’ een lang crescendo dat opbouwt naar neurotische baslijnen en dreunende percussie waardoor we even uit onze roes geschud worden. ‘Airhead’ speelt met contrasten tussen fabrieksgeluiden en kleurrijke melodieën. De venijnigste track is ‘Xxoplex’ dat de monotonie komt breken harde percussie en euforische ravesynths. Het zijn deze momenten die ons eraan doen herinneren waar Cook muzikaal gezien vandaan komt en welke evolutie hij doorgemaakt heeft op de andere, lieflijke songs.

Waar ‘7G’ aanvoelde als een decadent buffet waar je naar hartenlust de experimentjes kon uitkiezen die je wilden horen, is ‘Apple’ meer een volwaardige driegangenmaaltijd die werd klaargemaakt door je excentrieke tante. Nooit eerder heeft Cook als solo-artiest zo’n gebalanceerde albumervaring afgeleverd, maar wij zijn blij dat er nog steeds mensen zijn die popmuziek én de akoestische gitaar een experimenteel hart toedragen.