…And You Will Know Us By The Trail Of Dead investeert in kwalitatieve luisterrock op ‘X: The godless void and other stories’

door Koenraad Stevens

Sinds vorige plaat (‘IX’, 2014) maakt het in Austin, Texas gevestigde postrock-kwartet …And You Will Know Us By The Trail Of Dead er een gewoonte van om het volgnummer van hun langspelers in de titel op te nemen. Kwestie van na 26 jaar carrière de tel nog gemakkelijk te kunnen bijhouden. Op de nieuwste toevoeging in de discografie gaat volgnummer ‘X’ gepaard met ondertitel ‘The godless void and other stories’. Voor ons schrijf- en jouw leesgemak refereren we hierna aan band en album als Trail Of Dead, resp. ‘X’. Tot zover de praktische mededelingen.

‘X’ is een meer dan behoorlijke rocker geworden die volgens de bands founding fathers Jason Reece en Conrad Keely meer dan hun vorig werk is gericht op de aandachtige, loyale fans die het nieuwe materiaal via de koptelefoon consumeren. We kunnen ons hierbij wel iets voorstellen: Trail Of Dead had vroeger vooral een soundtrack nodig bij het vakkundig vernielen van hun eigen materiaal tijdens optredens, daar waar ‘X’ opvallend zorgvuldige, meerlagige nummers bevat die effectief meerdere luisterbeurten overleven.

We hebben het over het algemeen niet zo voor intro’s omdat ze zelden een meerwaarde bieden, maar ‘The opening crescendo’ geeft in dit geval toch een welgekomen inleiding voor ‘All who wander’. Dat maakt meteen duidelijk dat de gitaren een voorname rol zullen spelen en er bovendien minutieus aan de songs werd gesleuteld. Met ‘Something like this’ wordt het gevestigde hoge tempo aangehouden, hetgeen zal blijven duren tot de luisteraar halverwege de plaat een korte adempauze wordt gegund met ‘Gone’: een in verhouding rustiger nummer dat net als de openingstrack crescendo gaat en zo het tweede luik van ‘X’ inleidt. Laat je overigens niet misleiden door eerste single ‘Don’t look down’, dat meer poppy en radiovriendelijk is dan de rest van de plaat.

Hier en daar begint Trail Of Dead in de tweede helft wat steken te laten vallen. In ‘Who haunts the haunter’ wordt een weinig succesvolle poging ondernomen om iets van spookachtige sfeer te creëren, en ‘Eyes of the world’ haalt het niveau van de andere songs niet en had de selectie niet mogen halen. De malaise is echter van korte duur: het door een heerlijk rustgevende outro gekenmerkte ‘Blade of the wind’ trekt de boel algauw weer recht, alvorens de voortreffelijke afsluiter ‘Through the sunlit door’ met zijn aanstekelijk gitaarriff de debatten sluit.

Na vijfitg minuten krijgen we bij momenten genoeg van de joelende stem van Keely (‘Gravity’) en vrezen soms voor overproductie (‘Children of the sky’), maar laat dat vooral niet meer dan kanttekeningen zijn bij een album dat weliswaar redelijk zwaar verteert, maar er wel volledig staat.