Arcade Fire werpt ons tussen hoop en verval op ‘We’

door Laurent Voet

Hoe kunnen we de legende van Arcade Fire anders eer aandoen dan een uitgebreide review op hun nieuwste album ‘We’? Eerlijk gezegd is het altijd een beetje duizelen en angstig afwachten, want wat als ze ons teleurstellen? Wat als we onszelf niet meer kunnen vinden in hun artistieke keuzes? Sinds ‘Funeral’, hun eerste monument uit 2004, heeft de band niet aan populariteit ingeboet, integendeel. Het is zeldzaam dat bands klassieker na klassieker maken, maar Arcade Fire lijkt toch heel erg in de buurt te komen van dit ideaal. Waar ‘Funeral’ een perfect startschot was, was ‘The suburbs’ het ultieme bewijs dat het blijvers zijn. Ook ‘Reflektor’, dat een interessante ommezwaai was in geluid, werd enthousiast onthaald.

Een eerste barst in hun reputatie kwam met hun vorige langspeler ‘Everything now’ uit 2017 (is het al zo lang geleden?). De versimpeling tot voor sommigen beledigende ABBA-achtige melodieën, de ietwat ongemakkelijke keuzes en wendingen bij nummers als ‘Chemistry’ brachten velen in de war. Ondanks dit alles bleven de Canadezen overeind omdat ze hun geheime wapen onveranderd lieten; hun teksten met het meest eerlijke sentiment en hun existentiële voordracht is wat hun altijd een plaats zal geven in ons hart. En met ‘We’ is dat niet anders.

Na het wankelende ‘Everything now’ bestond de schrik dat ‘We’ het bewijs ging zijn dat de band over zijn toppunt heen was en een zekere stagnatie had bereikt. Het openingsnummer ‘Age of anxiety I’ begon niet veelbelovend, we horen een kitscherige piano die onder een platvloers dancenummer zou thuishoren. Ook de tracktitels zagen er wat ongemakkelijk pretentieus uit. En de albumcover oogt middelmatig. We hadden bijna onze schouders laten zakken tot het nummer een heel ander gezicht liet zien en bewees dat het gewoon even doorbijten is om tot een prachtig album te komen.

Eerlijk, is er iemand die de conditie van hedendaagse jongeren en de strijd naar erkenning, betekenis en liefde beter kan vatten dan deze band? “Fight the fever with TV/In the age where nobody sleeps/And the pills do nothing for me/In the age of anxiety”. De woorden van Arcade Fire zijn een warm omhulsel van erkenning en kracht voor een generatie op medicatie, verwikkeld in digitale realiteiten en de strijd tegen onmenselijke economieën. Het vertrouwde koppel Chassagne en Butler laten ons met de meditatieve herhaling van“It’s all about you/It’s not about you” voelen hoe afhankelijk we zijn van de ander om onszelf vorm te geven. Het vervolgnummer ‘Age of anxiety II’ laat ons een gelaagdheid horen in dit album. Zachte elektronica en warme indiefolk gaan zonder problemen in hand. De productie van Nigel Godrich, vaste Radiohead-medewerker, zal er zeker iets mee te maken hebben. De teksten mogen dan wel naar onze keel grijpen, in het geluid is altijd voldoende ruimte om comfortabel melancholisch te worden.

Bij het tweeluik van ‘End of the empire’ beseffen we in welke context we dit album moeten plaatsen; een dystopische, met als enige hoop de poëzie van intermenselijke relaties. “I unsubscribe/This ain’t no way of life” wordt er ons gezegd, en hoewel dit clichématig klinkt en we dit eerder zouden verwachten van een boomer, kunnen we gezien de context van het album er niet omheen dat er een zekere waarheid in vervat zit. Het digitale leven zit in ons denken en spreken vervat. Er passeert een vintage Arcade Fire bij het tweehoofdige wezen van ‘The lighning I en II’. We horen een strakke opbouw die ons doet denken aan klassiekers zoals ‘Rebellion’, er lijkt voor elk wat wils op dit veelzijdige album.

Arcade Fire shapeshift en wordt heel even Vampire Weekend bij de aanvang van de zanglijn op ‘Unconditional I’. Licht verwarrend, maar natuurlijk allebei goede bands. We kunnen niet spreken over een echt Arcade Fire album zonder een dancepop glammy nummer waar Chassagne de hoofdrol speelt, al moet ze die delen met niemand minder dan Peter Gabriel op ‘Unconditional II’. Het wordt idealistisch bij de woorden “I’ll be your race and religion/You be my race and religion/This love is no competition/United body and soul“. Verschillen dienen in eenheid opgeheven te worden, iets waar we filosofische vraagtekens bij kunnen stellen. Bovendien klinkt deze goed bedoelde boodschap heel onwennig.

Het laatste nummer is de titeltrack ‘We’. Na een volumineuzere ‘Unconditional II’ komen we even terug tot onze zinnen. Het voelt als een epiloog na een gelaagd narratief. Op zich staat het nummer best zwak, maar in zijn geheel als afsluiter van een dynamisch album zit het precies op zijn plaats. Toch zijn we niet helemaal overtuigd van het gehele plaatje. De ongemakkelijkheid die zo aanwezig was in ‘Everything now’ is hier opnieuw een spelbreker. Momenten waar Arcade Fire zo mooi hun vitale en kitscherig (niet negatief!) karakter op kunnen uitspelen worden net iets te veel teniet gedaan door banale bridges, overgangen en melodieën. ‘Unconditional I’ is hier het ultieme voorbeeld van en klinkt best goedkoop en onpersoonlijk. Het lijkt een album tegen een bepaalde deadline waar iets te vaak wordt teruggegrepen op vuistregels uit de popmuziek om nummers toch maar een begin en eind te geven. De elektronica klinkt niet altijd even gaar en mist een zekere dikte of rijkere presentie.

De kracht van het album zit elders.’We’ vertelt een verhaal over onszelf en de ander; de ander als hel, maar ook als verlossing.“When everything ends/Can we do it again” hinten ze, een perfecte uitnodiging om dit merkwaardig album opnieuw af te spelen, en nooit de liefde op te geven.