‘Chocolat’ van Roméo Elvis is een exportproduct om trots op te zijn

door Bert Scheemaker

Daar is ie dan eindelijk: de eerste echte soloplaat van Roméo Elvis. Een aankondiging die de nodige wenkbrauwen deed fronsen. Was hij niet al een solo artiest? Jup. Maar nu doet hij het hoofdzakelijk zonder beatwizard Le Motel, die ‘Morale’ en ‘Morale 2’ compleet omkaderde. ‘Chocolat’ is een kind van zijn tijd: vormgegeven door een legertje producers met als bindmiddel Roméo Elvis zijn raps. Het is dan ook zijn moment, dit ‘Chocolat’. Hier bij ons verdrong zijn zusje Angèle hem als populairste Waalse exportproduct en over de grens werd halsreikend uitgekeken of hij effectief de rapgod in Frankrijk kan zijn.

Aan ambitie zal het hem alleszins niet ontbreken. Met negentien tracks op de teller doet ‘Chocolat’ vooral denken aan rapalbums die gemaakt zijn om streamingrecords aan te vallen en te vaak ten onder gaan aan middelmatigheid (hey daar, Migos, Drake en Lil Yachty). Te veel fillers, te weinig knallers. Een val die hij meteen probeert te omzeilen door sterk te starten. ‘Intro’ zet meteen de toon. Een kleine beschouwing van zijn motieven en streefdoelen en een shout-out naar L’Or Du Commun later zijn we opgewarmd en klaar voor wat komen zal: ‘Chocolat’ en ‘Malade’.

De titeltrack, tevens een synoniem voor hasj, heeft weinig om het lijf maar is verdikke een oorwurm van jewelste. En dat Roméo nog niet de slechtste is, laat hij meteen merken. “Begin niet met hasj”, geeft hij mee en als je het toch doet, “doe het dan met twee”‘. Words to live by. De single ‘Malade’ zou ondertussen al gemeengoed moeten zijn, al blijven we telkens onder de indruk van hoe hard en eerlijk hij is eens hij zijn eigen jaloezie beschrijft in het tweede couplet. Zelden ging het dieper en oprechter. Een insteek die hij later recycleert op het fijne ‘Parano’, enkel dan vanuit het standpunt van een jaloerse vrouw.

Nu, negentien nummers zijn er een heleboel om het boeiend te houden. Gelukkig zorgt de verschillende producers voor verschillende insteken die de boel een beetje spannend houden. Zo is ‘Soleil’ in wezen niets meer dan een simpele liefdesverklaring aan zijn vriendin dat toch lekker meeslepend klinkt. Zelfde verhaal horen we op ‘194’, waar hij naast de nodige introspectie omwille van zijn druggebruik en zijn bekendheid toch vooral indruk maakt met hoe hij over die jazzy beats gaat. Als dit live met een band gebracht wordt, gaat het dak er geheid af. Technisch is hij een van de beste die ons land rijk is en dat bewijst het doorlopend op ‘Chocolat’. Hoe hij enkel met zijn stem de keet hyped krijgt juist voor het refrein van ‘Normal’ is er weinigen gegeven. Dit is van internationaal niveau en op maat gemaakt voor het betere feestje in de club. Nog zo’n banger is ‘3 etoiles’, waar hij van leer trekt tegen de oppervlakkigheid van beoordelen. Eigentijdse thema’s, da’s zeker, al is het vooral een extreem vette beat zorgt er voor dat dit een ideaal nummer is voor de betere playlist, of, voor wie old school is, de repeattoets van de cd-speler.

Het tweede deel van het album wordt ingezet door ‘Interlude’, een pianoniemendalletje dat naadloos overvloeit in ‘Viseur’, waarin hij als een echter rapper zijn opkomst in het milieu omschrijft. Deze keer is het de beurt aan Félé Flingue, helft van Le77, om de shoutout te krijgen. En de lofzangen naar de broeders uit Brussel stopt daar niet, want met ‘Kuneditdoen’ heeft Roméo Elvis waarschijnlijk een favoriet in Vlaanderen beet. Zwangere Guy komt even wat woordjes in de microfoon mikken en de het Frans-Brusselse accent van Roméo Elvis dat zijn Nederlands siert is ongelofelijk charmant. Niemand zegt zo mooi “zusje” wat ons betreft. Een fan favorite tout court zal ‘La Belgique Afrique’ worden als je het ons vraagt. De fel gecontesteerde woorden “de Kongo is van ons” zetten meteen de toon voor een lied waarin hij zowel de lofzang afsteek van zijn geliefde België als Theo Francken en zijn migratiebeleid door het slijk haalt. Als Stikstof volledige concertzalen “Fuck de N-VA” kan laten krijsen, zijn we reuze benieuwd hoe enthousiast de festivalweides Theo Francken door het slijk zullen halen deze zomer. De beats lenen zich alleszins tot een knaller van formaat in de liveset.

En wie dacht dat Roméo het daarmee wel gehad had met de maatschappelijke relevante thema’s, komt bedrogen uit. Ook #MeToo wordt nog even op geheel eigen wijze (lees: ironische) manier behandeld door de rapper. Enig minpuntje: beatgewijs gaat hij hier uitzonderlijk onder de laat door. Iets wat opvallend weinig gebeurd doorheen de behemoth van een album. Zelfs in de staart zit best wat venijn, met een knap geproduceerde introspectieve ‘Dis-moi’ en de geslaagde bijdrages van respectievelijk Témé Tan (‘En Silence’) en Damon Albarn (‘Perdu’). Desondanks kunnen we ons niet van de indruk ontdoen dat een gebalder, korter album van pakweg een twaalftal nummers een sterker album zo opgeleverd hebben. Niet noodzakelijk om er hier te veel stinkers te vinden zijn, verre van, maar omdat die typische rapstijl van Elvis misschien beter werkt in kleinere dosissen dan direct zo’n megaproject.  Dan nog, als dat de kritiek moet zijn, dan is het vooral klagen om te zagen zoals dat heet. Over de gehele lijn weet Roméo Elvis vooral te imponeren, wat ons op voorhand geen sinecure leek zonder de leidende hand van Le Motel. Maar ach, ze worden zo rap groot, meneer.

Roméo Elvis speelt zaterdag 20 april in Vorst Nationaal, cureert deze zomer een podium op Dour en staat donderdag 8 augustus op de Lokerse Feesten.