STUFF., Nordmann, TaxiWars, De Beren Gieren, SCHNTZL, LABtrio, en ga zo maar nog een eindje door. In België is jazz is al lang geen synoniem meer voor stoffige trompetsolo’s of net ontoegankelijk free-gedoe, en al zeker geen nichestijl waar enkel Klara-luisterende cultuursnobs mee uitpakken. Dans Dans een jazzband noemen dekt de lading verre van, al is het misschien niet zo absurd om te stellen dat het Antwerps-Brusselse trio dat genre weer hip maakte en naar een groter publiek bracht. Het is veelzeggend dat zowel het club- als festivalcircuit voor de groep blijven vallen, en de eerste twee vinyls zelfs een tijdje onverkrijgbaar waren.
Ondertussen zitten we aan album nummer vier. ‘Sand’ klinkt af en toe zachter en intiemer, maar Bert Dockx, Frederic Jacques en Steven Cassiers blijven het evengoed zoeken in verrassend stevige én filmische hoekjes, waardoor de nummers een boeiende dualiteit over zich krijgen. ’TV dreams’ zet dat alles al meteen in de verf: net geen tien minuten bouwt het drietal aan een majestueus, atmosferisch geheel van thema’s, uitspattingen, zachte en wilde solo’s en vooral véél dynamiek. Een haast fluwelen ritmesectie nestelt zich onder Berts gitaar, die van wollig over zweverig naar schel gaat. Alles wrikt zich uiteindelijk toch los, en je voélt die uitbarsting gewoon komen. Ook ‘Feline’ ontspint zich bijna strelend, hoewel stevige bastonen al snel beginnen duelleren om een zekere punch. Niet lang daarna worden ze ingehaald door een repetitief drumpatroon, waardoor er een soort etnisch georiënteerde krautjazz ontstaat – het is geen geheim dat de mannen redelijk wat Oosterse en Afrikaanse muziek in de platenkast hebben staan.
Dat de albumtitel niet lukraak is gekozen, bewijst vervolgens ‘Chi mai’ (oorspronkelijk van Ennio Morricone): melancholisch sfeertje, maar dan met een opvallende western-onderlaag. En weer duikt langzaam een schizofrenie op, die Dans Dans eigenlijk karakteriseert op deze plaat. Voortdurend is er de vervlochten tegenstelling tussen getemperde zachtheid – waar Bert z’n gitaarspel soms bijna vocale allures heeft – en die onvoorspelbare, organische uithalen. ‘Vluchtheuvel’, de ‘hardste’ song op het album, zet dan wel weer direct in op een jazzy improgevoel: Steven houdt ritmegewijs de teugels strak in handen, wat de twee anderen heel wat speelruimte geeft – tot cassettesamples en noisestukjes toe.
Meer hoekige desertjazz vind je op ‘Cargo’ en het uitgepuurde ‘Thieves’ (subtiele percussie incluis), dat alweer vijfenhalve minuut bouwt aan een eigen verhaal met groovende baslijnen en schijnbaar tegendraadse drums. De chemie tussen dit trio is van zo’n unieke aard, dat het haast onmogelijk wordt om ze echt in woorden te vatten. Laat het duidelijk zijn dat Dans Dans muzikaal nooit uitgepraat lijkt – elk apart mét z’n instrument, en bijgevolg ook onderling. Live zijn die dialogen (of trialogen, zo je wil) minstens even onvoorspelbaar als de band zich hier uitte – het retorische jij gaat toch ook is bij deze overbodig.
En wel zeker omdat Dans Dans dit najaar quasi overal passeert: op hun Facebookpagina staat alles mooi opgelijst.
‘Sand’ kwam uit via Unday Records