Existentiële polonaises dankzij ‘Laat ze maar branden’ van Willy Organ

door Kenny Vermeulen

In Nederland loopt een kale, ietwat corpulente man rond met bakken muzikaal talent die zichzelf niet altijd al te serieus neemt. Zijn artiestennaam? Willy Wartaal. En ook Vlaanderen kent zo’n Willy. Jazeker, we hebben het hier over niemand minder dan onze eigenste Willy Organ. Met zijn nieuwste album ‘Laat ze maar branden’ bewijst hij nog maar eens hoe je het niet-serieuze perfect serieus kunt aanpakken.

De West-Vlaamse ‘charmezanger’ zou in een rijtje met Christoff en de Romeo’s met zijn kale kop en bomberjack nogal opvallen, maar qua muziek brengt hij net als de anderen nochtans netjes alles in het Algemeen Nederlands. De man van het Vlaamse levenslied vindt het het daarbij zelf aangenaam dat mensen gewoon kunnen begrijpen wat hij brengt.


In zijn jongste ‘Laat ze maar branden’ starten we daarbij met een duidelijke aanklacht tegen ‘de Belgische media’ die geen aandacht lijkt te schenken aan wat er is of dat in ‘t belachelijke lijkt te trekken. Ons land kent met bands als ‘Fleddy Melculy’ en ‘Kenji Minogue’ nochtans een paar toppers qua goeie, ietwat vreemde ‘parodie’ muziek. Nummers die vaak in hun gekkigheid een diepere laag of betekenis verbergen.

In ‘t geval van Willy Organ is dat bij ‘Anderson Pamela’ (een nummer uit de coronatijd): “Blote vrouwen kijken is dezer dagen mijn enige uitlaatklep” en vooral ook “Je denkt er best niet over na want als je ‘s morgens in de spiegel kijkt komt spijt veel te laat”. Dat is op zich al niet meteen een boodschap om blij van te worden. En op ‘Autostrade’ gaan we nog een stukje dieper de put in waarbij Willy, terend op geluk, de autostrade oversteekt met de ogen toe bij gebrek aan iets beter. Tragische gedachten op een funky beat gezet.

Werkt die dualiteit tussen donkere tekst en frisse beat bij elk nummer? Ja. En nee. Je voelt dat het album werd geschreven als vorm van zelfmedicatie. En dat het je doorheen vele verschillende werelden van Willy brengt. Maar je voelt ook dat elk nummer op zichzelf staat en er niet altijd evenveel samenhang ontstaat. Daardoor krijg je wel telkens een nieuwe Willy te horen, maar word je hier en daar precies uit de flow gehaald. Zo voelt ‘Mijn beste vriendin’ wat klein en inwisselbaar terwijl ‘Vlaamse stoverij’ je een stamp in je maag geeft door je nog maar eens te wijzen op onze Vlaamse racistische onderbuik. Het is meteen ook het meest gejaagde nummer en onze persoonlijke favoriet. Alsof Organ het schreef tijdens een koortsdroom waarin een extreemrechtse partij plots aan de macht is gekomen in Vlaanderen. Je voelt de stoottroepen marcheren doorheen het nummer.


Waar die dualiteit ook goed werkt, is in ‘Geef de aarde terug aan de natuur’. Daarin schotelt Willy ons de vraag voor waarom we zo lang willen leven. En of we daarbij de aarde een dienst bewijzen. Luister je niet naar de tekst, dan sta je gezellig te schtampen. Doe je dat wel, dan ga je even zitten en staar je vijf minuten voor je uit.

Door de onsamenhangendheid en de wat donkere teksten voelt dit als een album waarbij je de nummers beter apart in je playlist opneemt. Een shotje Willy Organ te gepasten tijde. ‘Doe toch normaal man’ voor je pre-party om al wat te beginnen shaken. ‘Geef de aarde terug aan de natuur’ voor je party om goed te schtampen. ‘Mensen als ik’ voor ‘t eind van het feest om tot rust te komen.