GUM kauwt op z’n eigen staart met ‘The underdog’

door Mattias Goossens

‘Psychedelisch Perth’, het zou zomaar de titel kunnen zijn voor een reisgids die zich toelegt op de muziekliefhebber met een reispas en een voorliefde voor overgesatureerde synthpop. Binnen de vijftig jaar zal er in de West-Australische stad een standbeeld voor Kevin Parker worden onthuld, en ondertussen zijn ook bevriende bands Pond en Methyl Ethel aan een iets bescheidenere carrière aan het timmeren. Een van de hoofdrolspelers binnen de scene is Jay Watson: live keyboardkoning bij Tame Impala, multifunctioneel bij Pond en in zijn eentje te boeken als GUM.

Het is ondertussen het vierde album in evenveel jaar tijd van de Australiër. Vallen steevast op: een voorliefde voor Todd Rundgren, een klankenpalet dat het onmogelijk maakt om niet naar Tame Impala te verwijzen en een “willen-maar-nét-niet-kunnen”-gehalte. Alsof hij dat zelf ook lijkt te beseffen, koos hij mogelijks met een dosis humor en zelfrelativering voor ‘The underdog’ als titel. Laat het titelnummer nu ook net het hardst de andere twee bands van GUM herkauwen, en je begint je af te vragen of we hier te maken hebben met een album dat we absoluut niet mogen zien als een poging om zichzelf muzikaal te onderscheiden.

Net als de vorige albums lukt dat wederom net niet. De opzwepende ritmes en koebellen van ‘S.I.A.’ krijgen ons nog zonder veel geestesverruimende hulpmiddelen aan het bewegen, maar vanaf dan hebben we meer nodig om ons te verplaatsen doorheen de inwisselbare en bijna ongeïnspireerde tracklist. Ruimtereizen aan vijftien per uur: dat wekt bij ons niet het gelukshormoon ‘Seratonin’ op. Nee, dan knikkeren wij liever wat in het rond met ‘The blue marble’.

Jay “Gumby” Watson schotelt ons vooral veel snoepgoed voor dat de gaatjes in onze kiezen niet waard is. Golvende synths en een hinkende beat redden de anders kleffe ballad ‘Couln’t see past my ego’, waarin GUM zich inleeft in zijn zeventienjarige evenbeeld. Hij bleek toen ambitie en zelfvertrouwen te missen. Met dat tweede zit het ondertussen wel snor, momenten waarop Watson hoger probeert te mikken dan zijn andere bands ontbreken wel. Dat wordt pijnlijk duidelijk op ‘Trying your best’, dat ironisch genoeg heel weinig probeert. ‘The fear’ sleurt je een laatste keer de dansvloer op, maar wij willen liever onze jas gaan halen bij de vestiaire. Zonde van al die onbenutte drankbonnetjes.

De albumtitel is niet gelogen: grootsere en meer pulserende spacerock vind je bij Pond, terwijl GUM nooit Tame Impala overtreft qua kleur- en klankenpracht. ‘The underdog’ blaft wel maar kauwt voorlopig vooral op z’n eigen staart.