Oliver Tree steekt iedere ziel met een bloempotkapsel een hart onder de riem op ‘Ugly is beautiful’

door Louis Van Keymeulen

Auteur David Foster Wallace zei ooit: “Hell hath no fury like a coolly received postmodernist“. Het citaat is nog niet uitgesproken of je ziet in de verte Oliver Tree Nickell glanzen op zijn brandende troon, met een paars-roze patagoniajas, wijde broek en een bowl cut waar menig kom uit de gemiddelde keuken zes jaar voor moet studeren. ‘Ugly is beautiful’ is naar eigen zeggen al drie jaar afgewerkt, maar door spanningen met zijn platenlabel Atlantic Records werd het album talloze keren uitgesteld. Net na de uitgave van zijn debuut, kondigde Oliver Tree dan ook meteen zijn pensioen aan. Hij zou zich meer willen richten op regisseren en filmproductie. De aankondiging mag hoe dan ook met een stevige korrel zout genomen worden. Eerder dit jaar in maart deelde Tree ook al zijn fin de carrière mee, om daarna twee weken later de single ‘Bury me alive’ uit te brengen.

Het afhaken van de halve meme, halve persoon uit Santa Cruz zou een gemis zijn voor het alternatieve muzieklandschap, want het talent is ongetwijfeld aanwezig. Naast zijn loopbaan als professionele step- of scooterlegende, leerde hij op jonge leeftijd piano, speelde hij in een skaband, en was hij te bewonderen in het voorprogramma van Frank Ocean en Tyler, The Creator. Op 18-jarige leeftijd bracht hij zijn eerste ep ‘Demons’ uit, waarop onder andere  ‘Karma police’ van Radiohead gecovered werd. Complimenten van Thom Yorke volgden.

Tree neemt graag een loopje met genres en legt alle trends naast zich neer. Zo wordt de zeitgeist van 2002 gekanaliseerd door de Rap Rock en zijn er ook elementen van alternatieve hiphop en zelfs punkmuziek terug te vinden. De eerste nummers van het album zijn hiervoor een goede aanloop naar het stevigste materiaal op het album. Op ‘Me, myself & I’ geeft Tree een introspectieve introductie onder een harde, noise-rijke gitaarriff. Het doet een beetje denken aan bands zoals Paramore en Blink 182 uit het begin van het tweede millennium. Halverwege het nummer wordt het gitaargeruis afgewisseld door een sobere rapbeat, maar het schreeuwerige vervormingseffect op de vocals blijft, en het werkt uitstekend goed met Tree zijn stembereik.

Het maakt niet uit wat je eronder zet, of het nu een gierende elektrische gitaar is, of de akoestische variant, zoals in ‘Cash Machine’. “You’re glowing like a diamond ring. I saw you bought some other things. You’re spending like a cash machine. To cover up your insecurities” klinkt het actuele anti-consumentisme in de lyriek. De songteksten van Tree zijn een geweldig voorbeeld van hoe met weinig woorden, veel gezegd kan worden. Het zijn lyrics met een hoog oorwurmgehalte, maar altijd met een duidelijke, meestal persoonlijke of komische, invalshoek.

Hetzelfde geldt voor de singles ‘Let me down’ en ‘Miracle man’, waarbinnen er ook een tastbare afwisseling is tussen zachte en harde stukken. Toch blijft de stemklank van Tree uniform en zo ruw, doch zo opwekkend om naar te luisteren. Net wanneer je zou denken dat het stramien voorspelbaar wordt, krijg je ‘Bury me alive’ te horen, waarin Nickell na een goede, maar bekende intro opeens met pure hiphop smijt. Het moet gezegd zijn, voor een artiest met een doordringerige, krassige stem die eigenlijk geen rapper is, zit de flow steengoed. Het is een single die Beastie Boys-fans dezelfde kriebels in de buik zou doen krijgen als de eerste keer dat ze ‘A year and a day’ of ‘Intergalactic’ hoorden.

I fell down to Earth from a hundred miles away, and somehow I still make it work. But it’s overrated and somehow played out.” Mocht het uiterlijk het nog niet weggeven, Tree is zonder twijfel een overtuigende, zelfkritische alien. ‘Alien boy’ is één van de weinige restanten van twee jaar geleden die zijn plaats op het debuutalbum heeft kunnen behouden. Het is een funkplaatje dat eindigt op een gewaagd balladestuk. Hoe kras zijn stem ook mag klinken onder de resem aan effecten, ergens diep vanonder schuilt er een babyzacht, verfrissend poptimbre. De tederheid had zijn kop nog niet boven water gestoken of ze wordt al terug ondergedrukt in opvolger ‘Joke’s on you’. Een old school hiphopnummer met een beat waar een jonge Eminem of Dr. Dré spontaan driftig van zou worden. Ook in dit nummer kan, en mag, de gitaar en de overweldigende zangkracht niet ontbreken.

Het derde en laatste deel van het album benadrukt Tree’s liefde voor de alternatieve rockmuziek. Op ‘Waste My Time’ en ‘Jerk’ treedt de gitaar op het voorplan, of alleszins ze probeert dat te doen. Het is al meermaals gezegd, maar de stem van Tree is in die mate variërend en uniek, dat ze alle nummers volledig inpakt. Op sommige nummers vloekt ze op positieve wijze met de rustige achtergrondtonen, waarna ze ergens anders samenloopt in een rigide mix van punkachtige intensiteit.

Deze mix komt ten volle tot uiting op ‘Hurt’, toch wel één van de betere singles op de plaat. Een emotioneel rap-rock kunstwerk dat gecomplementeerd wordt door de markante videoclip, opgenomen in Kiev. Naar eigen zeggen moest tree de lokale politieagenten omkopen om de straat af te zetten, vergunningen terzijde. Het resultaat mag er alleszins zijn. Of het nu de oorlogstank is die zijn knikker eraf schiet, of de gigantische step waar Tree als een soort moderne internetjezus aan vastgenageld zit.

‘Ugly is beautiful’ is een album dat te veel hype creëerde voor zijn eigen goed, maar de verwachtingen toch inlost. Als geen ander slaagt Tree erin om zijn eigen identiteit vorm te geven, qua uiterlijk en muziek. Atlantic Records maakt alleszins geen goede beurt. Tree mocht ‘Ugly Is Beautiful’ pas uitgeven als hij minstens een miljoen volgers had op de voornaamste muziekplatformen, en stelde het album meermaals uit. Het zou oprecht spijtig zijn mocht Oliver Tree geen vervolg breien aan zijn debuut, maar zijn indruk heeft hij alvast achtergelaten. De gedaante, de videoclips, de memes en de eigenaardige mix van rock en hip-hop zijn maar enkele facetten waar Tree voor altijd zijn stempel op gedrukt heeft.

De meeste hits waren al langer bekend terrein voor de fanbase, maar het voelt bevredigend aan om ze eindelijk gegroepeerd te zien staan op een langspeler. Er wordt gespeculeerd dat Oliver Tree bij het volgende album zijn persona zal laten vallen en een nieuw pseudoniem aanneemt, maar één van de meest interessante eigenschappen van de Californiër is het feit dat hij zo onvoorspelbaar is. Misschien mogen we ons in 2021 verwachten aan een documentaire, of zelfs een langspeelfilm. Tree wilt zich in alle mogelijke creatieve richtingen uitdrukken en dat sentiment kunnen we alleen maar toejuichen. Na negen jaar in de industrie heeft hij zijn eerste proef op het vlak van muzikaal uitdrukkingsvermogen alleszins met glans doorstaan.