Squid legt de lat torenhoog op ‘Bright green field’

door Jonas Van Laere

Squid, een vijftal uit Brighton, stelde zich voor hun debuut als doel om “iets opwindend en vernieuwend te maken dat heel trouw bleef aan onszelf”. Op zich best ambitieus, toch bewezen de heren op eerder uitgebrachte ep’s en singles dat ze zich regelmatig laven aan een onverzadigbaar vat aan inspiratie. Op ‘Bright green field’ creëren ze, geruggesteund door producer Dan Carey (Black Midi, Fontaines D.C., Kae Tempest), een muzikaal universum waar grenzen onbestaand lijken en een ontembare drift de dans leidt. 

Een grote verrassing mag dit eigenlijk niet zijn. Squid wordt al enkele jaren geroemd om hun dynamisch geluid dat nooit voor één gat te vangen is. Dat is het gevolg van de zeer uiteenlopende (muzikale) interessegebieden van de bandleden, hun extreme drang om nieuwe paden te bewandelen en het feit dat ze zichzelf nooit willen herhalen. Om het hokjesdenken te voeden hangt men er gemakshalve het label postpunk aan. Het proberen vatten van Squid in één genre doet hun immense veelzijdigheid echter oneer aan.

Elke invloed of ieder idee kan namelijk interessant genoeg zijn voor een muzikaal experiment. Zo is opener ‘Resolution square’ ontstaan door field recordings van onder andere bijen en kerkklokken over elkaar te draperen. Verschiet ook niet als de behaaglijke, bijna zeemzoete sfeer van ‘2010’ abrupt omslaat in gestuurde én overstuurde chaos, waarna de nervositeit het nummer langzaamaan kaapt. Het gemoedelijk funky ‘Boy racers’ eindigt dan weer niet maar transformeert naar een bevreemdende sci-fi soundscape. De drang naar opwinding en vernieuwing staat gelukkig nooit de luisterervaring in de weg. Meer zelfs, ‘Bright green field’ prikkelt van begin tot einde alle zintuigen door die hoge mate van beweeglijkheid. 

Squid zoekt muzikaal onophoudelijk tegenpolen op, maar weet ze wel zo tegen elkaar uit te spelen dat ze elkaar voortdurend versterken. Zo clashen funk en binaire elektro in het nerveuze ‘Peel St.’ tot zwaarmoedige melancholie het sporadisch overneemt. Vervolgens bedaart in ‘Gobal groove’ de sax (die meermaals een opvallende rol speelt doorheen de plaat) de gemoederen in een nummer dat met zijn marsritme en dystopische parlando zeer zwaarmoedig aanvoelt. Squid wil ook meer dan enkel muzikaal beroeren. Zonder een duidelijk standpunt in te nemen of maatschappijkritisch uit de hoek te komen snijdt Squid wel sociale thema’s aan die hen duidelijk beroeren. Bovendien stijgen ze boven zichzelf uit in de manier waarop ze elk nummer tot een samenhangend muzikaal en thematisch geheel kneden. 

Neem ‘Narrator’, dat gebaseerd is op de film ‘A long day’s journey into night’, en het verhaal brengt  van een man die het onderscheid tussen herinnering, droom en realiteit verliest. De eerste minuten klinken opgewekt, funky en bijna complexloos tot de inbreng van Martha Skye Murphy een eerste grijze wolk laat passeren. Wat volgt is het stelselmatig ontwrichten van de mentale weerbaarheid. In een zinderende finale kwellen innerlijke demonen Skye Murphy’s stembanden, terwijl het hoofdpersonage vasthoudt aan mantra “I’ll play my part”. Tussen ons gezegd en gezwegen, wij nomineren ‘Narrator’ nu al tot nummer van het jaar. 

‘Bright green field’ mikt op dansbenen, teert op zintuiglijke flexibiliteit, zet aan tot reflectie, ontreddert en verheugt. En ook na ettelijke luisterbeurten blijft de plaat verrassen, houdt ze de luisteraar alert en klinkt ze telkens weer uiterst opwindend. Squid haalt inspiratie uit heel uiteenlopende muzikale tentakels, maar slaagt er wel in om deze te herwerken tot een zeer eigen, herkenbaar en uniek geluid. We sluiten niet uit dat we de plaat na nog een paar luisterbeurten die halve ster extra ook gunnen.

Op 8 oktober speelt Squid in Botanique.