Een terugblik op de afgrond met ‘Straight songs of sorrow’ van Mark Lanegan

door Frederik Laurens

‘Straight songs of sorrow’ werd opgenomen in de periode dat Mark Lanegan zijn autobiografie ‘Sing backwards and weep’ aan het schrijven was. Daarin kijkt hij terug op zijn eerste dertig jaar op de wereld die voor hem niet per se overliepen van vreugde. Een waslijst aan verslavingen en gestorven vrienden passeert de revue waarbij je je luidop afvraag hoe hij het allemaal overleefd heeft. Dat is een vraag die Lanegan zich blijkbaar ook stelde op dit album. Veel van de nummers gaan over de uitzichtloze dagen toen hij als junk doorheen een veranderend landschap zwierf op zoek naar een volgend shot. Voor iemand wiens nummers vaak niet over zijn eigen leven gaan is dit een zeldzaam intieme plaat.

De dualiteit van het leven van een junk komt ook terug in de muziek zelf. Op ‘I wouldn’t want to say’ krijg je aan de ene kant dat weidse, bijna eindeloze gevoel in de galmende tonen van de gitaar. De keerzijde daarvan is de jachtigheid en onderliggende angst die in de rennende drums en synths ligt. Het verschil tussen net gescoord hebben en het allesomvattend zoeken naar een volgende fix. In de lyrics heeft Lanegan het ook over zijn wens om zijn “slechte” genen niet aan een volgende generatie mee te geven “Who knows how many more years there will be/ before the end of this sad machine/ no heirs to my disease/ no one else to curse with this gene”.

‘Plucking apples from a tree’ is een bedrieglijk liefelijke ballad waarin hij voorgoed afscheid neemt van een geliefde, een thema dat ook terugkomt op ‘This game of love’. Daarin bezingt Lanegan de hoogtes en laagtes die hij doorheen zijn leven in de liefde heeft meegemaakt. Dat zijn vrouw daarop de tegenstem zingt geeft het nummer een extra dimensie en wat ironie mee. “I stepped down off the train/ not looking to do no harm/ just book a room someplace/ and hold devotion and warmth in between my arms.” Een welkome afwisseling en goed tegengewicht voor de doffe ellende die elders primeert. Het is alleen jammer dat deze track instrumentaal zo weinig om het lijf heeft. De ijle synths zijn samen met de drums niet aanwezig genoeg om echt indruk te maken.

Het is gelukkig een van de weinige misstappen op het album. De dreigende gitaar en melancholische  piano in combinatie met de grafstem van Lanegan brengen op ‘Ketamine’ het beste in elkaar naar boven. “Lord give me some ketamine so I can feel alright/ to hide my true dark nature and to keep it out of sight/ ’cause if I had a rifle, I’d shoot straight up in the air/ and watch you fall back down to Earth with a wild-eye graveyard stare.” In ‘Bleed all over’, ‘Stockholm city blues’ en ‘Skeleton key’ gaat de intraveneuze zoektocht van Lanegan doorheen het leven verder. De hopeloosheid die van ‘Stockholm city blues’ druipt, voelt aan alsof je Dante bent en Lanegan je als een doorwinterde Vergilius doorheen een hel van eigen makelij leidt. “I paid for this pain, I’m runnin’ through my blood/ you couldn’t ever tell me when enough’s enough/ to trade a few more nickels for another nail/ don’t let my will give out before my body fails.”

Dat Lanegan een van de weinige artiesten is die consistent kwaliteit blijft afleveren valt ook af te leiden uit wie er allemaal meespeelt op het album. Zo horen we op ‘At zero below’ Greg Dulli van The Afghan Wigs opduiken naast Warren Ellis van Nick Cave & The Bad Seeds. John Paul Jones, de bassist van Led Zeppelin, voorziet ‘Ballad of a dying rover’ van een swingende mellotron die perfect aansluit bij de donkere electronica op het nummer. De beste bijdrage komt echter van Portisheads Adrian Utley die zowat alles behalve de mandoline speelt op ‘Daylight in the nocturnal house’. Wanneer de achtergrondzang tegelijkertijd met de weergalmende basdrum invalt lopen de rillingen over je rug van genot. Als je daar dan nog eens de zang van Lanegan aan toevoegt krijg je een van de hoogtepunten van het album “Watching the dice getting wildly thrown/ killing the pain, rider/ that everyone knows/ ain’t it a shame, spider/ I’m gonna take what you owe/ and then you’re going to heaven”.

Dit twaalfde album van Mark Lanegan laat zich het best als geheel beluisteren waarin de muziek als een vloedgolf over je heen spoelt. Niet meteen een makkelijke opgave als je de thema’s bekijkt, maar goede muziek laat zich niet altijd makkelijk beluisteren.