Header image

35 albums die we onterecht over het hoofd zagen in de eerste helft van 2020

door Mattias Goossens

We bespraken het afgelopen half jaar al bijna tweehonderd albums, maar toch bleven er enkele toppers onder de radar. Tijd voor een stand van zaken en eerherstel voor 35 albums die we onterecht over het hoofd zagen. De selectie komt van Anton Creemers, Daan Leber, Eva Gutscoven, Jens Wijnants, Jonas Vandenabeele, Martijn Bas, Mattias Goossens, Michelle Geerardyn, Tobias Cobbaert en Yannick Verhasselt.

Alabaster DePlume – To cy & lee: instrumentals vol. 1

Multi-instrumentalist Alabaster DePlume gort z’n saxofoon weer aan voor een reeks instrumentale mijmeringen. Het album telt slechts twee nieuwe composities, alle andere nummers stonden in een of andere gedaante op oudere albums van de Brit. Door de zang en poëzie achterwege te laten voelt het geheel meer als een trip aan, die proefondervindelijk perfect is voor middagdutjes. (Mattias)

Badly Drawn Boy – Banana skin shoes

Na acht jaar stilte laat Badly Drawn Boy weer van zich horen, en dat is voor muziekliefhebbers met wat jaren op de teller goed nieuws. Zijn debuut haalde in 2000 de Mercury Prize van Coldplays ‘Parachutes’, en in de jaren sindsdien ontpopte hij zich tot een van de sterkste Britse verhalenvertellers. Maar toen kwamen drank, drugs, liefdesperikelen en ziekte en leek het liedje uitgezongen. Met deze comebackplaat schuifelt de bijna 50-jarige Damon Michael Gough opvallend richting pop-Beck (dat ook hier een nummer ‘Colours’ heet, helpt niet). Soms een beetje melig, maar steeds catchy. En ‘Tony Wilson said’ is een prachtige ode aan de gelijknamige muziekheld uit Manchester. (Mattias)

Bambara – Stray

Bambara evoceert op ‘Stray’ een bijzonder filmisch neo-noir post-punk kunststukje. Het album verschijnt bij het luisteren op je netvlies. Dood en de onderbuik van de maatschappij in het holst van de nacht flitsen voor je ogen, aangedreven door de nietsontziende drums, baspartijen en jengelende gitaren. Soms traag en sfeervol aangevuld met blazers, soms snel en rechttoe rechtaan. Opener ‘Miracle’ sleurt je meteen mee in de rauwe wereld van ‘Stray’ en laat je niet meer los tot de laatste noot op het plastische ‘Machete’, een heel sterke afsluiter. ‘Sing me to the street’ is een van de vele uitstekende nummers op de plaat. “And tonight she drowned it in the bath / Saying ‘Death will find us all.’” (Jonas VDA)

Beatrice Dillon –  Workaround

Op haar debuut voor PAN maakt Beatrice Dillon met chirurgische precisie een collage van bliepjes, bassen en vooral stilte. Haar invloeden reiken van minimalistische visuele kunst (Dillon studeerde Schone Kunsten aan de Chelsea College of Arts) tot elektroakoestiek en dub. Die aandacht voor de plaatsing van geluiden in “de ruimte”, maar ook het gebruik van stilte, doet denken aan imaginaire architectuur. Toch staat deze conceptuele onderbouwing de luisterbaarheid en het overduidelijke plezier dat afspat van de muziek helemaal niet in de weg. Een extra troef is de aanwezigheid van analoge en meer menselijk aanvoelende instrumenten en zang. Zo passeert Laurel Halo op ‘Workaround two’ samen met een haperende saxofoon, of zorgt een kora (een Senegalees snaarinstrument) voor warmere geluiden op ‘Workaround seven’. Tegelijk zorgt het strikt aangehouden tempo van 150 BPM voor onbedwingbare effecten op de benen. Zeker wanneer de dubinvloed naar boven komt, weet Dillon uit te halen met zware, maar sprankelende subbassen. ‘Workaround’ is van begin tot einde heel veel tegelijk, gaande van polyritmes tot vele milliseconden stilte, maar deze versmelting van het analoge en artificiële is bovenal een vrolijke, plezierige en abstracte plaat. (Daan)

Black Dresses – Peaceful as hell

Ondertussen is het noisepopduo Black Dresses jammer genoeg uit elkaar – bandlid Devi was het beu dat een van haar oudere nummers over hoe ze als kind misbruikt werd, gebruikt werd voor luchtige TikTokvideo’s – maar voor hun teloorgang brachten ze gelukkig nog deze ‘Peaceful as hell’ uit. Deze plaat klinkt gruizig maar nooit duister, schreeuwerig maar niet echt agressief. In feit brengt het duo hier de perfecte balans die met de albumtitel en -hoes beloofd wordt: een extroverte, energieke oproep tot vrede en liefde. (Tobias)

Bonny Light Horseman – Bonny Light Horseman

Gitaargetokkel en luchtige pianopartijen vormen het zachte tapijt voor de stemmen van Johnson, Kaufman en Mitchell. Het drietal achter Bonny Light Horseman krijgt soms ook het gezelschap van Bon Ivers Justin Vernon (‘Bright morning stars’). Niet dat dat laatste nodig is, de magie stroomt overvloedig uit deze folkplaat die tegelijkertijd oud en nieuw klinkt. (Eva G)

Cargo Mas – Cargo Mas I

Multi-instrumentalist Sam Vloemans is gul in het verlenen van zijn talent aan verschillende projecten. Met zijn project Cargo Mas was hij nu zelf vragende partij en kreeg hij antwoord van een paar wenkbrauweleverende namen. Zo zijn bassiste Ida Nielsen (Prince), trombonist Fred Welsey (Parliament-Funkadelic) en trompetist Mike Maher (Snarky Puppy) te horen. Samen zorgt dat voor uiterst verteerbare jazz die met gemak de zomer kan voorzien van een soundtrack. (Michelle)

Dan Melchior – Embankment to the end of the line 

Schipperend tussen iets wat je ergens garage rock zou kunnen noemen, blues en hypnagogic pop valt deze plaat. Melchior bewijst eens te meer moeilijk in een vakje te kunnen gestopt worden met instrumentatie die vrij minimalistisch kan zijn (‘Pyrite stars’, ‘The old black dog’) of juist zeer ongebruikelijk doch verfrissend (‘5:13’, ‘I am the goose on home depots roof’ of ‘The empire that never was’). De plaat geeft een vertrouwelijk en huiselijk gevoel af ondanks de vrij nihilistische manier waarop Melchior over de kleine dingen van het leven verhaalt. (Yannick)

Dead Ghosts – Automatic changer

Op de deurmat van het Canadese Dead Ghosts staat in drukletters WAH WAH en zowel de gitaren als zang zijn gedrenkt in reverb. ‘Automatic changer’ is al het derde album op het smakelijke garagerocklabel Burger Records en is spek naar de bek voor fans van Ty Segall, Bass Drum Of Death en Black Lips. (Mattias)

Døves – Ultraclub4k

‘Ultraclub4k’ is wat je krijgt als je emorap en foute trancehits in de blender gooit. Dat klinkt waarschijnlijk als een afgrijselijk Frankensteinmonster van een beschrijving, maar producer Døves komt er verrassend goed mee weg. Samen met rapper Wicca Phase Springs Eternal levert hij hier een wild project aan waar de xanax-raps en de stampende beats elkaar moeiteloos afwisselen zonder geforceerd over te komen. Je melancholische buien klonken nog nooit zo energiek. (Tobias)

Elysia Crampton – Orcorara

In 2018 werd Amerindiaanse producer Elysia Crampton uitgenodigd op de Biennale de l’Image en Mouvement 2018 te Genève om een originele soundtrack te componeren die op zichzelf een verhaal over een 17e eeuwse Aymaraanse kroniekschrijver kon vertellen. Nu, twee jaar later, brengt Crampton in samenwerking met het immer vooruitdenkende PAN Records dit werk uit in een tijd waarin inheems Amerikanen meer dan ooit steun nodig hebben. ‘Orcorara’ bevat de typische epiek waarbij Crampton tradities uit de Andes met experimenteel minimalisme verbindt maar bevat enkele indrukwekkende soundscapes die het verhalend onderdeel weten te versterken zoals op ‘ Homeless (Q’ara)’. Opnieuw een belangrijk album van een belangrijke artieste. (Anton)

Gengahr – Sanctuary

We vergeten het soms, maar in het Verenigd Koninkrijk zijn gitaargroepjes even moeilijk te bedwingen als het coronavirus. De meesten komen niet verder dan een doorslagje van wat tijdens de garage- en Britpoprevival van de nillies ‘in’ was, maar sommigen proberen effectief iets anders uit. Gengahr behoort tot die tweede categorie en doet door de kenmerkende zang van Felix Bushe doet wat denken aan The Maccabees en ook Bombay Bicycle Club is nooit ver weg doordat het viertal inzet op dynamiek in plaats van catchy riffs. Derde plaat ‘Sanctuary’ ging ook bij ons vrij geruisloos voorbij, maar is verplicht luistervoer voor indierockers met Anglofiele trekjes. (Mattias)

Halloweens – Morning kiss at the acropolis

Speeltijd lijkt eeuwig te duren bij de jongens van The Vaccines. Het is nog niet genoeg, dachten zanger Young en toetsenist Lanham, die het zijproject Halloweens startten. Het debuut ‘Morning kiss at the acropolis’ klinkt zoals The Vaccines (ok, met misschien een ballade of twee meer) inclusief talrijke oneliners die je liefst zo snel mogelijk met krijt op de stoepstenen schrijft (“I’ve thought about death every day of my life / Guess i’ll think about life when I’m dying” of “We DJed at the pizzashop / But no-one ordered rock-‘n’-roll with pineapple on top”). (Eva G)

Hum – Inlet 

Hum doet na maar liefst 22 (!) jaar wat Tool vorig jaar niet kon; een comebackplaat afleveren die staat als een huis en niets afdoet van de beruchte discografie van de band in de jaren negentig. De productie is glashelder waardoor de grommende gitaren op het stoner-achtige ‘The summoning’ heerlijk weergalmt of opener ‘Waves’ dat met een aantal mokerslagen het album op een fraaie manier inzet. Elders laveert de band moeiteloos van alternatieve rock, post-metal tot shoegaze met zijn kenmerkende distorted gitaren in pakweg ‘Cloud city’ of ‘Shapeshifter’. (Yannick)

Kaitlyn Aurelia Smith – The mosaic of transformation

Na het ietwat teleurstellend conceptalbum ‘The kid’ zet Amerikaanse componiste en zangeres Kaitlyn Aurelia Smith haar transformatiethema verder op het zachte vervolgalbum ‘The mosaic of transformation’. Hoewel modulaire synthesizers nog steeds een belangrijke rol binnen haar geluid spelen, is er deze keer meer ruimte voor organisch klinkende orgels, marimba’s en strijkers die het geheel een heerlijk filmische vibe geven. Het ‘The mosaic of transformation’ weet op moeiteloze wijze te ontspannen zonder een moment interesse te laten verliezen en vormt op die manier Smiths meest toegankelijke album. (Anton)

Kate NV – Room for the moon

Met strak geprogrammeerde drumcomputers, groovy basloopjes en de occasionele saxofoon-solo krijg je het gevoel dat je hier naar een verdoken 80’s-parel zit te luisteren. Vergis je echter niet, de in Moskou gebaseerde artieste Kate NV is zo eigentijds als maar kan zijn. Op haar vorige langspeler wist ze met analoge elektronica en marimba’s al een sterke ambient-plaat af te leveren. Op ‘Room for the moon’ gaat ze echter nog een stapje verder door haar abstracte manier van componeren om te buigen tot iets wat op een toegankelijke new wave-plaat lijkt, maar onder de oppervlakte bevindt zich een doolhof van complexe melodieën en ritmes, waar bij iedere luisterbeurt weer iets nieuws te ontdekken valt. (Martijn)

keiyaA – Forever, ya girl 

Zangeres, multi-instrumentalist en producer KeiyaA bracht met ‘Forever, ya girl’ een uitzonderlijk sterk debuut uit. Naast wat sporadische productiehulp van MIKE is dit eigenzinnige project ook helemaal door haar uit de grond gestampt. De soulvolle stem – die soms doet denken aan Solange – wordt omgeven door gedeconstrueerde beats en minimalisme. Luistercomfort is nooit prioriteit en conventie wordt consequent geschuwd. Het is een beetje als de truc met de twee vorken die op een tandenstoker balanceren: je vraagt je af hoe het mogelijk is dat de zwaartekracht dit toestaat maar het is bijzonder intrigerend om naar te kijken. (Michelle)

Lexxi (Felix Lee) – Lexxi rarities vol. 1

Onder zijn alter ego Lexxi voert producer Felix Lee wellicht zijn duisterste, instrumentale experimenten uit op de hyperdiverse Londense sound. De Brit die vorig jaar nog naam maakte met zijn donkere crooner-beats van zijn Planet Mu-debuut ‘Inna daze’, compileert nu 10 jaar aan dreigende drill-beats, ijskoude grime-instrumentals, dansbare Angolese & Latijns-Amerikaanse ritmes en Caraïbische riddims onder dat pseudoniem. ‘Lexxi rarities vol. 1’ is doordrenkt van zijn uniek chopped en distorted geluid waarmee hij al enkele jaren NTS radio en Rinse FM mee onveilig maakt en biedt een unieke inkijk in Lee’s back catalogue. (Anton)

Machine Girl – U-void Syntesizer

Wanneer er tijdens het eerste nummer na een paar seconden al blast beats, knorrende grunts en overstuurde synthesizer te horen zijn, is het meteen duidelijk dat Machine Girl ook met deze plaat geen punten op subtiliteit zal scoren. Voor een overweldigend potje digital hardcore ben je hier echter meer dan ooit aan het juiste adres. Opgefokte beats en hondsdolle vocals vormen de basis voor een muzikale epilepsieaanval die zo’n half uur lang aanhoudt. (Tobias)

María José Llergo – Sanación 

Llergo groeide op in een regio waar traditionele flamenco alomtegenwoordig is. Het gebruik van die invloeden uit haar jeugd gebruikt ze dan ook hier en daar alhoewel ze enkele hedendaagse, al dan niet elektronische tinten toevoegt om de plaat een hedendaagse feel te geven. De nadruk bij Llergo ligt echter nog nét iets uitdrukkelijker op haar eindeloos aanvoelende kristallen stem en de folky ondertonen in vergelijking met haar gemakshalve vergeleken evenknie Rosalía. Laat het nu echter net haar stem zijn – met zeer minimaal gitaarspel (‘Niña de la dunas’) dan wel de hemelse ambient-soundscapes waarmee de plaat doorspekt mee lijkt te zijn – die het album op zo’n verbluffende manier weten te verkopen. (Yannick)

Matt Elliott – Farewell to all we know

Weinig andere platen die zo actueel aanvoelden als Elliott’s nieuwste. In het heetst van de strijd tegen het coronavirus loste de Britse songwriter een album dat een verandering van leven als geen ander omschrijft. Getroffen door eenzaamheid en wanhoop is Elliott afgunstig jegens de doden. “Tired of living / tired of trying / tired of fighting / of shouting & crying / I envy the dying”. ‘Farewell to all we know’ is Cave’s ‘Skeleton tree’ en Cohen’s ‘You want it darker’ gecombineerd; somberder dan ooit en zwarter dan zwart. (Jens)


Medhane – Cold water

Medhane heelt oude wonden op ‘Cold water’. Met nauwkeurige eerlijkheid en kalme focus draagt hij ook een zekere rust uit die verder reikt dan zichzelf. De vage hiphop wordt gedragen door een ruggengraat van soul- en jazzsamples. Door de productie uit handen te geven, is er een meer gefundeerde samenhang dan bij eerder werk het geval was. De heel gerichte stap die Medhane zet met dit album, belooft veel voor wat hij in de toekomst nog zal ondernemen. (Michelle)

Mild Orange – Mild Orange

Ik ben de afgelopen maanden gezond doorgekomen door af en toe in Mild Orange te bijten. De Nieuw-Zeelanders maakten met ‘Foreplay’ twee jaar geleden een debuutplaat die even sexy als funky was, en met de zelfgetitelde opvolger zetten ze die trend verder. Eentje voor wanneer het allemaal silky smooth mag zijn. (Mattias)

Mk.Gee – A museum of contradiction

Frank Ocean was al fan van Mk.gee, en met deze mixtape zijn ook wij finaal overtuigd. De 23-jarige slaapkamerproducer perfectioneert de kunst van het lofi beatgenre en toont dat je met een de juiste software, een degelijke matras en voldoende lockdowninspiratie een heerlijk aanstekelijke sound kunt opwekken. Ik zei al eens dat hij precies in het midden van Kevin Parker en Alex G zit, en dat herhaal ik hier graag nog eens. (Mattias)

Moor Jewelry – True opera

Na het agressieve, noise-y en politiek getinte ‘Analog fluids of sonic black holes’ gaat Camae Ayewa samen met Mental Jewelry nog een stap verder en moeten industriële hiphop-beats wijken voor rochelende anarchistische postpunk-gitaren. Met de recente betogingen onder de #BlackLivesMatter-vlag krijgen nummers als ‘Judgement’ of ‘No hope’ een extra lading met zich mee. De slechts 26 minuten durende plaat is bijzonder krachtige middelvinger komende van opeengestapelde ervaringen van ongelijkheid en discriminatie die in zijn meest pure vorm wordt geuit. (Yannick)

Natalia Lafourcade – Un canto por México Vol. 1 

De uitgave van haar splijtende tweeluik ‘Musas’ bracht haar carrière in een stroomversnelling, ondanks de vrij klassieke en traditionele aard van beide stukken. Met dit nieuwe album gaat Lafourcade nog een stap verder in de exploratie van al wat Mexico rijk is. Van mariachi in de medley-opener ‘El balajú / Serenata huasteca’ origineel van de hand van respectievelijk José Pablo Moncayo en Pedro Infante tot bolero (‘Veracruz’) en ranchera (‘Hasta la raíz’). Die laatste vormt samen met ‘Mi religión’ de orgelpunten van de plaat; beiden zo zorgeloos mooi uitgekleed in zijn eenvoud. Zo’n ambitieus project op zo’n prachtige manier uitbrengen en dat omringd door enkele grootheden uit het Mexicaanse folklandschap, is ronduit indrukwekkend. (Yannick)

Quetzal Tirado – Odds and ends: previously unpublished

Uit de opnames van haar twee vorige platen en evenwel projecten die nooit het levenslicht hebben mogen zien, brengt de Hongaarse met ‘Odds and ends’ een plaat uit van nummers die eerst gedeclasseerd werden maar nu toch worden uitgebracht en gelukkig maar. Het album is een twee uur durende collectie aan prachtige en uitdagende improvisatie-stukken die de hersenspinsels van de afgelopen drie jaar van Tirado tentoonstelt, eens noisy dan weer heerlijk spelend met percussie en alles wat daar tussenin zou kunnen vallen. (Yannick)

R.A.P. Ferreira – Purple moonlight pages

Wie fan is van zijn werk onder de moniker Milo, kan met een gerust gemoed ‘Purple moonlight pages’ aan een luisterbeurt onderwerpen. Als R.A.P. Ferreira schrijft hij nog steeds gedetailleerde levensfilosofie met zowel deep digs uit zijn vocabulair als kinderlijke eenvoud. Zo worden geduldig geweven woordennetten onderbroken door kleinigheden als “I scoop socks calmly”. Nieuw hier is de vrijheid waarmee hij lijkt te werken. In nummers als ‘Laundry’ en ‘Doldrums’ vertaald zich dat in een gonzend en aanstekelijk plezier. De productie – die toevertrouwd werd aan jazztrio The Jefferson Park Boys – onderlijnt het album met dynamiek die geen enkel moment gaat vervelen. (Michelle)

Sewerslvt – Draining love story

Drum ‘n’ bass is voor velen misschien een verouderd begrip dat vooral doet terugdenken aan de tijd dat elke dancing om het kwartier een nummer van Netsky moest opleggen, maar Sewerslvt bewijst dat er ook in 2020 nog originele dingen kunnen gedaan worden met de amen break. ‘Draining love story’ is atmosferische melancholie pur sang, maar dan wel met opzwepende ritmes eronder gemonteerd. (Tobias)

Shabaka & The Ancestors – We are sent here by history

Net voordat ons land in lockdown ging en enkele maanden voor de heropflakkering van de Black Lives Matter-protesten, liet Londense jazz-spilfiguur Shabaka Hutchings opnieuw een furieuze plaat op de wereld los. Na Sons Of Kemet en The Comet Is Coming nam hij opnieuw een plaat op met zijn Zuid-Afrikaanse begeleidingsband The Ancestors en leverde hij een uiterst beklijvende geschiedschrijving van zwarte cultuur af. (Mattias)

Shabazz Palaces – The don of diamond dreams

Futuristisch hiphopduo Shabazz Palaces komt even terug naar z’n thuisplaneet. Ishmael Butler, als jonkie actief bij het fantastische Digable Planets, komt eens kijken wat z’n zoon Jazz ‘Lil Tracy’ Butler zoal uitspookt. Hij mag samen met een aantal bevriende jonge rappers z’n ding doen op deze tegelijkertijd frisse en warme hiphop-plaat. (Mattias)

The Soft Pink Truth – Shall we go on sinning so that grace may increase?

Producer Drew Daniel is 50% van Matmos, maar met zijn soloproject The Soft Pink Truth doet hij boeiende dingen op het kruispunt van ambient, house en koorzang. Er zijn belletjes, je kunt de zee horen en vooral bijna drie kwartier uit je lichaam treden tijdens deze bij momenten transcendente ervaring. Zowel geschikt voor als je ooit nog eens naar huis wandelt na een avondje clubben of bij je volgende yogasessie. (Mattias)

VA – Kulør 006

De Deense fast techno-scene kan vereenzelvigd worden met één label, Kulør. Hun zesde release gooit het echter over een andere boeg. Deze compilatie mikt niet op de benen, maar op het hoofd door middel van een brede invulling van “chill out”. ‘The end of ecstasy’ (Schacke) is een ideale compagnon voor een rustige comedown, SØS Guver Ryberg kiest ervoor om een meer dreigende ondertoon in zijn inzending te steken. Het tempo ligt echter niet altijd zo laag. Zo ligt Astrid Sonnes ‘Swirl’ en Splash Patterns ‘Os’ meer in de buurt van Caterina Barbieri’s werk en roept Varnrable op vocaal vlak vergelijkingen op met Marie Davidson, terwijl de instrumental het een experimentele poptoets geeft. Ook Sofie Birch gaat voor een meer ambient popgeluid. Deze compilatie weet initieel te overtuigen door de verwachtingen die eraan vooraf gingen op zijn kop te zetten, maar eens dat verrassingseffect weggeëbd is, valt de individuele kwaliteit van de nummers niet aan de kant te schuiven. (Daan)

Vladislav Delay – Rakka

Vladislav Delays ‘Rakka’ is vrij moeilijk te plaatsen in het elektronische spectrum. Het album heeft wel wortels in techno, maar is helemaal niet geschikt als dansvloermateriaal. Hoewel kicks niet volledig afwezig te zijn, opteert Delay voor een eigen invulling ervan. In plaats van ze een centrale rol te geven, dienen deze hier vooral als minimaal geraamte om de (white) noise net iets meer body te geven.  Hierdoor neigt ‘Rakka’ meer naar dark ambient, zeker in combinatie met de lang uitgerokken soundscapes die achter de ruis verscholen zitten. Het dieper graven in deze “geluidssculpturen” wordt echter vaak beloond door echoënde synths of rustgevende accenten. Met deze laatste worp trekt Vladislav Delay het genreconcept van techno ruim open en belandt hij in de experimentele hoek van de stijl waar een artiest zoals Andy Stott ook thuis is. (Daan)

Zebra Katz – Less is moor 

Je kunt Ojay Morgan met dit debuut gerust in hetzelfde hoekje plaatsen als Death Grips of Jpegmafia qua intensiteit maar er zijn evenwel enkele oude hiphouse invloeden (‘ISH’, ‘SLEEPN’ of ‘LOUSY’) die door het debuut zijn geslopen die je het gevoel geven dat Morgan je niet helemaal probeert te verpletteren met zijn lompe bassen en ratelende productie. Desalniettemin trekt hij graag eens alle registers open zoals op ‘’ZAD DRUMZ’ waarin hij zijn beste drum ‘n bass-beats bovenhaalt of op ‘MOOR’ en ‘NO 1 ELSE’ waar hij met zijn noisy bassen flirt met hoe ver hij je oren precies kan drijven. (Yannick)