Header image

Indiestyle luistert: The National

door Mattias Goossens

Naarmate de lockdown vordert, krimpt het lijstje met nuttige bezigheden. Daarom willen we jullie graag aansporen om jullie tijd nuttig te besteden, en wel door te luisteren naar volledige discografieën van artiesten waar je niet helemaal mee vertrouwd bent. Dat doen we onder de noemer ‘Indiestyle luistert’. Zelf zin om aan deze reeks mee te werken? Neem hier een kijkje en mail de artiesten die je wil ontdekken door naar info@indiestyle.be. Hier vind je een overzicht met alle luisterdagboeken.

Met een verjaardagstoernee voor ‘High violet’ en een eerste soloplaat voor frontman Matt Berninger had The National dit jaar veel te vieren. Nu die plannen niet doorgaan en ze op het podium geen nieuwe zieltjes kunnen winnen, is het tijd om de gordijnen dicht te doen en in de platenkast te duiken. Lezers Nel Op de Beeck, Nils Gaethofs en Sarah Van der Straeten wagen zich voor het eerst aan de acht albums en twee ep’s van de band.

Hoe goed ken je de band al?

The National is geen onbekende voor muziekliefhebbers, maar op een of andere manier heb ik de National-boot gemist. Ik ken ze natuurlijk van hun hits en passages op de Belgische festivals, maar ik heb nog geen enkele luistersessie aan hen besteed. “Karma is a bitch” wordt wel eens gezegd, en die bitch kwam ik vorig jaar tegen op Pukkelpop toen The National maar liefst twee optredens voor hun Belgische fanbase had gepland: één met hun eigen setlist, en de andere volledig op voorhand samengesteld door hun Stubru-fans. Tijdens die tweede show was ik aanwezig en ik zal ze nooit meer vergeten. Werkelijk ie-der-een in de Marquee was met volle overgave aan het meezingen, behalve ik omdat ik hun liedjes niet kende. Ik was compleet flabbergasted door de schoonheid gedurende het ganse optreden (lees: wenen van de ontroering) en voelde voor het eerst FOMO: ik als lokale jukebox onder de vrienden die niet mee kon zingen. Karma had me goed bij mijn tietjes; ik had The National maar moeten kennen. Dan had ik mij geen buitenbeetje gevoeld tijdens dat prachtig moment. Nu ga ik die schade inhalen met een 24u marathon. (Nel)

Dat The National al jaren op handen wordt gedragen door Studio Brussel was me al opgevallen. Voor mezelf is het toch veelal de band van ‘Bloodbuzz Ohio’ en frontman Matt Berninger die ook met EL VY een aantal maal mijn oren gekruist heeft. Zoals zovele bands is er voor The National een zekere genegenheid maar nog nooit echt de volledige liefde verklaard. Misschien kan daar deze week wel verandering in brengen daar ik de stijl wel kan smaken. Misschien is er ook een zekere afkeer ontstaan door de manier waarop bepaalde radiozenders (lees Studio Brussel) maar enkele nummers je strot in trachten te rammen en hierdoor geen goesting meer overblijft om je in het andere werk te verdiepen. (Nils)

De opzet van het luisterexperiment was simpel: luister naar artiesten waar je amper iets van kent. Die opdracht heb ik dan ook ter harte genomen want van The National ken ik absoluut niks. Ik kan me ergens voor de geest halen dat het een groep mannen is en dat hun muziek niet al te slecht onthaald wordt binnen de muziekwereld, maar dat is eigenlijk al gokken. Om mijn verwachtingen te omschrijven gok ik wederom, ditmaal op mijn vage invulling van het begrip “rockmuziek”. Er zullen wel wat gitaren aan te pas komen zeker? En er zal ook wel gezongen worden door een ietwat diepe mannenstem zeker? Ik verwacht – of hoop – alleszins geen  persoonlijke marteltocht te hoeven doorstaan bij het luisteren van de albums, want bij het selecteren van de te beluisteren artiesten heb ik Fiona Apple links laten liggen. Sorry Fiona, ik word enkel maar nerveus van je muziek. (Sarah)

The National (2001)

Melancholische indierock met hier en daar wat toetsjes elektronica. De diepe, warme maar zware, monotone stem van de zanger Matt Berninger is zeer herkenbaar. De sfeer wordt extra benadrukt door de snijdende snaarinstrumenten. Teksten zijn ook eerde nostalgisch naar betere tijden, zelfmedelijden over levensverhalen en mislukte relaties op verschillende vlakken. Ik hoor hier een man aan de toog die net dat ene pintje te veel op heeft en zijn levenswijsheden wil doorgeven aan de jonge knaap naast hem. Geen enkel nummer sprong er echt uit voor mij, maar ‘American Mary’ en ’29 years’ zijn me wel bijgebleven. (Nils)

Met dit debuutalbum verzorgt The National een album vol nummers die niet gemaakt zijn om je aandacht op te eisen. Ze brengen een achtergrond voort voor het dagelijkse leven met mooi gevormde en volle nummers. De laidback ondertoon en duidelijke Amerikaanse invloeden doen je dagdromen van roadtrips doorheen de Verenigde Staten zonder al teveel zorgen. Of dit dan wel te paard of met een auto is laat ik dan nog in het midden: In ‘Watching you well’ gaat het aan zo  een gezapig tempo. Het album leent fragmenten van Western en mengt deze met folk en rock. Het heeft wat weg van het repertoire van Admiral Freebee wiens werk ik als goede belg ook goed ken. Vooral in “John’s star” maak ik eenvoudig deze verbinding. De stem van Matt Berninger toont al enkele malen zijn eigenheid maar in het algemeen blijf ik hier nog wat op mijn honger zitten. The best is yet to come zeker? (Nils)

Mijn onberekende gok van een ietwat diepe mannenstem blijkt beginnersgeluk. Een snelle Google zoektocht leert me dat het Matt Berninger is die aan het zingen is boven de gitaren – nog een goede gok. ‘The National’ klinkt als een degelijke soundtrack om op te leggen tijdens een nostalgisch getinte roadtrip door uitgestrekte Amerikaanse velden. Een leuke dagdroom, want in tegenstelling tot de wens “oh brother, I wish you we’re home” tijdens ‘Pay for me’ zitten we allemaal toch maar thuis. (Sarah)

Sad songs for dirty lovers (2003)

‘Cardinal song’ neemt me meteen mee in de melancholische spiraal, terwijl ‘Slipping husband’ en ‘Available’ me wakker schudden met hun schreeuwende climax. Qua sfeer zitten we op hetzelfde elan als eerste album, maar toch zit er meer schwung, afwisseling en pit in. De snijdende gitaren en strijkers zijn prominenter aanwezig. Het lijken ook professionelere opnames. Dit album kan me meer bekoren dan hun debut. (Nel)

Een overjaarse wannabe cowboy komt binnen in een bar en zet zich aan de toog en begint uit ellende te praten over het mislukken van al zijn vorige relaties. Het zou het begin kunnen zijn van een slechte mop maar hier een mooie beschrijving van de tweede plaat uitgebracht door The National. Met deze ‘Sad songs’ vertelt Matt Berninger over verhalen die soms triestig aanvoelen. Triestige verhalen over een uiteenlopend allegaartje van mensen en hun liefdesperikelen. The National denkt meer out of the box en genereert op deze manier een rijkere sounds dan op de debuutplaat. Rock en pop-invloeden, afgewisseld met gewaagde structuren en ritmes maken dat, voor het grootste deel van de nummers, er niet meer op de achtergrond wordt gebleven. We evolueren naar een intensere muziek ervaring, zoals ‘Available’ dat gestaag opbouwt naar een apotheose waar we een Matt “Why did you dress me down and liquor me up?” horen roepen. Kan wel tellen voor een rustig avondje in de bar. (Nils)

De intro van ‘Cardinal song’ wacht niet af aan de zijlijn maar springt direct het frisse water in. De waterige vergelijking rek ik graag nog wat verder uit, ‘Sad songs for dirty lovers’ klinkt als een kabbelend beekje met stralend glinsterend water waar je van geniet op een rustige zoete zomerdag. Alles vloeit op het gemak verder richting einde, één van de weinige stroomversnellingen op het parcours is het plotse geschreeuw op ‘Slipping husband’. Het album klinkt verder te gaan op hetzelfde elan als het voorgaande en zou ook niet misstaan op die ingebeelde roadtrip. (Sarah)

Cherry tree ep (2003)

Afwisselende strijdende sfeer: Sommige nummers klinken meer persoonlijk en intiem (‘Wasp nest’, ‘All dolled-up in straps’, ‘About today’, “A reasonable man’), terwijl andere meer muzikaal en opvallend zijn (‘All the wine’, ‘Cherry Tree’, ‘Murder me Rachael live”). Wanneer ‘About today” afspeelt ben ik meteen verkocht. Wat een ontroerend nummer! Verder klinkt de ep over het algemeen weer zwaarmoedig, dreigend en snijdend. Wel is deze minder eentonig dan de eerste twee platen. Is dit een voorbode voor wat komen zal? ‘All the wine’ klinkt alvast zeer verfrissend. Voor het eerst staat er ook een live versie op een lp/ep, waar The National laat horen dat ze ook live zéker de moeite zijn! (Nel)

Vol met demoversies en enkele live-opnames is deze passage in de volledige discografie meer dan interessant. Er is een band waar te nemen die in staat is om parels van nummers voort te brengen en via de live optredens en demo’s toch nog echt op zoek is. Ook zijn de opgenomen
nummers op deze plaat van het soort dat we al kenden. ‘Rest of years’ heeft een zeer hoog grunge-gehalte, in ‘Lucky you’ horen we een gemompel en slepend nummer waarnaast nog enkele akoestisch lijkende versies van het type nummer dat ze reeds op hun vorige platen hebben uitgebracht elkaar vervoegen. Misschien is deze plaat niet echt een geheel om in het rijtje zijn plaats op te eisen, maar is het wel een mooie indicatie van de zoektocht. Met deze ep blijf ik misschien ook even op mijn honger zitten wachten, hopelijk wordt deze ingelost door ‘Alligator’. (Nils)

De kerstbelletjes luiden vrolijk het begin aan van ep ‘Cherry tree’ maar leiden me voor de rest van ‘Wasp nest’ meer af dan dat ze iets toevoegen – ik blijf me maar afvragen wanneer ik “ho ho ho” ga horen. Enkele weken in mijn kot en “All the wine is all for me” klinkt plots behoorlijk biografisch, wat buiten wat gegniffel niet veel meer oplevert. Het klinkt allemaal iets te monotoon, buiten het wakker schudden door ‘Murder me Rachael’ . Ik beeld me de band in, gekleed in houthakkershemdjes en cowboyhoeden die tijdens een plaatselijke taarteetwedstrijd in het een of andere vergeetachtige Amerikaanse dorpje het beste van zichzelf probeert te geven en vraag me af of het publiek daar ook weinig interesse zou laten blijken. Alhoewel, op het einde van de live versie van ‘Murder me Rachael’ klinkt toch behoorlijk applaus. (Sarah)

Alligator (2005)

Ik voel meer diepgang/lagen in de instrumentatie en zanglijnen. Het is zweverig, maar ook weer die snijdende snaarinstrumenten zijn aanwezig. Zeer meeslepend. Het klinkt vertrouwd, maar bepaalde nummers zijn toch vernieuwend (‘Abel’ en ‘Friend of mine’). Op dit album passeert het eerste nummer dat ik herken: “Mr. November”. Samen met ‘Lit up’ geven ze me een anthem-gevoel. Verschillende nummers heb ik ondertussen al een hartje gegeven op Spotify: ‘Friend of mine’, ‘All the wine’, ‘Abel’, ‘The geese of Beverly Road’ en ‘Mr. November’. Het gaat in stijgende lijn voor The National. De tooghanger hangt niet meer, maar staat recht en kijkt zijn gesprekspartner recht in de ogen. (Nel)

Had ik maar in 2005 op een secret meeting met The National kunnen afspreken en hen toen ontdekt. Met ‘Secret meeting’ opent ‘Alligator’ met een dijk van een nummer waar het refrein zeer catchy aandoet en ook het “geroep” dat in het tweede helft van het nummer de achtergrond opvult perfect past. ‘Lit up’ loopt als een trein, ronkende gitaren en ook hier weer een typisch wordende backing vocal die ons toeroepen. We merken dat de gehele trein in het algemeen sneller gaat rijden, zonder zijn essentie te verliezen. De stem van Berninger lijkt hier ook steeds meer te evolueren. In ‘Baby we’ll be fine’ klinkt zijn uithaal “I’m so sorry for everything” als muziek in de oren. Persoonlijke relaties worden met een meer uitgekiend geheel bezongen en bespeeld. De groei is ingezet en reeds enkele van de meer dan aangename details die The National nu tot een wereldband maakt verschijnen. Mr September, Mr Oktober, Mr November: The National heel het jaar door. (Nils)

‘Alligator’ weet meer mijn aandacht te grijpen dan het voorgaande ‘Cherry tree’. Het klinkt meer gedurfd en wat bijtender op een interessante manier. The National klinkt iets minder timide dan voordien en lijkt wat meer los te komen. We drijven nog steeds verder in dat glinsterende beekje, maar de alligator steekt al eens zijn kop uit het water om z’n aanwezigheid te laten merken. (Sarah)

Boxer (2007)

‘Fake empire’ omarmt mij meteen met de gekende vertrouwde sfeer. Ik noem het “The National-dekentje”: weemoedig en warm tegelijk. We gaan meteen verder op het niveau van het slotnummer van ‘Alligator’, ‘Mr November’. Het algemeen niveau blijft stijgen. De nummers zijn pakkend en grijpen naar de keel. De muzikanten zijn bruter in hun melancholie en dwingen je om mee te gaan op deze “trip de la tristesse”. De caféganger gaat op een tafel staan en claimt zijn plek om zijn toogfilosofie te verspreiden met de stamgasten. De teksten zijn behalve nostalgisch ook meer in het heden gevuld met (onbeantwoorde) verlangen en begeerte. (Nel)

‘In da club’ rapt 50 Cent maar voor alle fans van The National is een avondje kroeghangen na een lange werkweek net even goed, misschien zelfs beter. Met hun duistere popvibe, die elke bruine kroeg de gepaste soundtrack geeft, bespeelt The National ook ‘Boxer’. De invloeden komen van menig kant op deze plaat, maar de tendens om dicht aan te sluiten bij New Yorkse buren Interpol blijft bestaan. ‘Racing like a pro’ bevat dan weer gitaarlijnen waarop José Gonzales zijn ding zou kunnen doen en ‘Ada’ bevat een samenzang die ik ook voor de eerste keer hoor passeren (“Leave it all up in the air”). ‘Boxer’ is een meer gestroomlijnd geheel als voorganger ‘Alligator’, je merkt een band die steeds meer weet wat hij wil. We storten ons iets verder in de drank, in de nacht en de miserie op het werk maar wel op een mooie en allesomvattende manier. ‘Boxer’ is te vergelijken met een heel seizoen van ‘Thuis’: veel herkenbare gevoelens en momenten uit het dagelijkse leven overgoten met een stevige portie drama en extremiteiten. Misschien moet ik nu toch maar eens gaan begrijpen waarom ‘Thuis’ veel mensen kan bekoren. Of niet. Misschien toch maar niet… (Nils)

De allereerste tonen van ‘Fake empire’ doen me merkwaardig genoeg denken aan mijn geliefde ‘Deep focus’-playlist op Spotify, wat voor alles behalve die begintonen een doorslechte vergelijking is. ‘Boxer’ blijkt niet de gemene en agressieve hond te zijn die de titel me deed vermoeden, maar wel een gezapige en aangename kameraad die wel wat te vertellen heeft. Zo eentje die je graag zou meenemen op die roadtrip door Amerikaanse velden. Een goed idee want eindeloze luisterbeurten zouden me helpen om onderscheid te horen tussen de nummers.  (Sarah)

The Virginia ep (2008)

Het begint warm, weemoedig en minder dreigend dan voorgaande albums. De eerste twee nummers klinken meer folk. Buitenbeentje hier is ‘Blank slate’ dat meer een indierock nummer is. Verder staan er op deze ep ook demo’s die een intiemere sfeer creëren. De laatste zes nummers zijn live-versies uit voorgaande albums. Dit is een deugddoende afwisseling na vijf platen die qua genre en sfeer zeer gelijkaardig zijn. Je merkt echt dat ze live zeer sterk zijn; elk nummer krijgt nog meer lading en voelt aan als een sentimentele anthem waar je meejuicht voor de melancholie. ‘About today’ is een prachtige afsluiter, dat live nog eens extra hard door je hart boort, om het instant te lijmen met zeemzoete honing. Op vlak van teksten heb ik me er ondertussen bij neergelegd dat ze niet allemaal bij de eerste luisterbeurt te doorgronden zijn. Dat zal eveneens voor een ander keer zijn. (Nel)

Mijn ingebeelde roadtrip passeert in het Virginia zoals het wordt opgeroepen op deze ep. Overal masterpieces in de natuur waar je kijkt maar dat is ook zowat het enigste waar naar te kijken valt. Alles gaat er zijn gangetje en niemand maakt zich al te veel zorgen. Dat small town America wordt bijna tastbaar in ‘Mansion on the hill’. Het klinkt als een wonderlijke plek maar het blijft bij een utopie, helaas is het applaus op de live versies even aanstekelijk als de lachband in Friends. (Sarah)

High violet (2010)

Dit album is dit jaar tien geworden en heeft de meeste nummers die ik persoonlijk ken: ‘Terrible love’, ‘Anyone’s ghost’, ‘Bloodbuzz Ohio’ en ‘Conversation 16’. Opener is bekende hit ‘Terrible love’ die ook beschikt over die sentimentele anthemvibe. Ik word meteen terug gekatapulteerd naar de festivalweide waar er een kippenvelmoment van begin tot einde plaats vindt. Verder klinkt het album meer gevarieerd en verfrissend dan de voorgaande. Toch moet ik toegeven dat ik bijna aan mijn grens zit om de luistersessie vol te houden. Zo’n binge sessie is niet van de poes, zeker niet als het 10 platen vol melancholische muziek is in coronatijden. De toogfilosoof is intussen het podium opgekropen en alle vaste klanten hangen aan zijn lippen. (Nel)

Dat deze plaat wel eens de doorbraak kan betekenen voor een band is niet zo een grote verrassing. Met nummers als ‘Terrible love’, ‘Bloodbuzz Ohio’ en ‘Anyone’s ghost’ staan er vanaf dit album plotseling ook hits op creaties van The National. Nu dat de aanstekelijkheid van deze nummers niet te onderschatten is, blijft het toch spijtig dat door de vele passages op de radio hier eigenlijk nog maar weinig aan te ontdekken viel. Al het vorige werk samen heeft een weg gebouwd om tot dit opus te komen waarmee ze hun plaats in het sterrenrijk hebben kunnen bekomen. Ik ben blij dat naast de “clichés” (alles behalve slecht bedoeld) op deze plaat er ook nog wat te ontdekken viel: ‘Afraid of everyone’ en ‘Sorrow’ waarin die diepe verslagenheid en sleur van het dagelijkse leven in perfecte nummers wordt gevat. Deze plaat dient bedankt te worden om Matt en co te maken tot wat ze nu zijn en hun muziek tot bij het grote publiek te brengen. (Nils)

In plaats van mee te dobberen op de stroom is ‘High violet’ het blinkende water zelf dat zijn eigen weg zoekt – en succesvol. Het klinkt overtuigender dan het voorgaande en het plaatje klopt meer dan ooit. The National weet nu op de plaatselijke taarteetwedstrijd de aandacht te grijpen en geeft die niet meer zo achteloos terug. Dezelfde verhalen worden nog steeds verteld, maar deze keer wel op een betere toon. ‘High violet’ is een tint van paars die me wel aanstaat. (Sarah)

Trouble will find me (2013)

Deze plaat voelt compleet aan, alsof de band eindelijk volwassen is en op het niveau zit dat het in 2001 als doel vooropstelde. Ze klinken groots, bombastisch maar nog steeds omhelst met dat dekentje van weemoedigheid. Dit is voor mij hun beste album tot nu toe, elk nummer weet me te triggeren. Dit is een fijne ervaring, wetende dat ik bij het vorige album aan mijn grens van melancholie zat. Bij deze is de caféganger een vedet geworden waarvoor andere klanten een rondje willen geven terwijl ze mijmerend mee filosoferen. (Nel)

Na hun overstap naar de groep van “mainstream bands” kan je vrezen dat er iets verloren gaat aan een band en hun sound. Op ‘Trouble will find me’ dient The National iets te presteren en die verwachtingen worden ingelost. Iets gezapiger dan ‘High violet’, meer emotie en nummers die duidelijk ook richting een meer algemeen publiek geschreven worden, doch zonder essentie te verliezen. Berninger komt verscheidene keren dichtbij een Nick Cave-manier van zingen/vertellen. Dit wordt dan ook versterkt door die typisch diepe bariton stem. De piano die sentimenteler is dan je grootmoeder, drums die niet langer deel uitmaken van een militaristisch regime en teksten waardoor je spontaan weer denkt aan je ex, het het zit allemaal in deze plaat. Het summum zit hem zowat rond ‘I need my girl’ en ‘Humiliation’. (Nils)

De gevonden eigen stem van ‘High violet’ is hier terug aan het woord en zegt dat ze steeds comfortabeler wordt in haar kunnen. ‘Trouble will find me’ voelt zich goed om het verhaal ingetogener te brengen dan de voorganger. Dat zachte laat opnieuw het plaatje kloppen en doet me wederom dagdromen van zorgeloze zomerdagen en lang vervlogen tijden van gezellige groepsbijeenkomsten. Na de laatste noot bekruipt me evenwel toch het gevoel dat ik net naar hetzelfde plaatje als ‘High violet’ heb gekeken, maar deze keer met iets minder felle kleuren. (Sarah)

Sleep well beast (2017)

‘Nobody else will be there’ is een stille openingstrack waarmee The National je in hun val lokt en benieuwd maakt naar het ganse album. Hun sound lijkt wel geëvolueerd: zo maken ze gebruik samples en meer elektronische geluiden. Op deze plaat staan de gekende hits ‘Day I die’, ‘The system only dreams in total darkness’ en ‘Carin at the liquor store’. ‘Turtleneck’ is al het ware een echt rocknummer, terwijl ik van de afsluiter ‘Sleep well beast’ toch moeilijk kan slapen. Omdat ik al meer dan tien uur een National-marathon aan het doen ben, valt het me op dat dit album me een beetje van mijn melk brengt door die vernieuwingen. Ik ben nog niet 100% overtuigd.  (Nel)

Dat sinds ‘Alligator’ alles in stijgende lijn gaat voor The National en ze zich blijven uitvinden zonder in herhaling te vallen verdient een dikke duim. Op ‘Sleep well beast’ gaat het er terug iets steviger aan toe en kunnen we spreken van een stevig uitgepuurde rock-uitspatting waar de band zich op alle vlakken heeft uitgepuurd. The National is, zoals een goede wijn, gerijpt en verbeterd maar in essentie blijft de inhoud en afkomst hetzelfde. In ‘Walk it back’ zitten samples, elektronische ondersteuning, lekkere extra’s zoals de slagroom op een taart. Niet omdat de taart het nodig heeft, gewoon lekker extra. ‘The system only dreams in total darkness’ is een typerend poprock-nummer die de gehele plaat omschrijft, gemaakt voor de festivals. De drums spelen terug door, gitaren brengen fijn uitgekiende melodieën voort en de samenzang is een zeemzoet geheel. Met deze ingrediënten vertelt The National nogmaals over een relationele rollercoaster. “We’ve been stuck out here in the hallway for way way too long” zingt Matt in moedigt ons zo aan all-in te gaan voor een relatie. Berninger en co zorgen er eigenhandig voor dat menig relatietherapeut maar één ding moet doen: doorverwijzen naar ‘Sleep well beast’. (Nils)

‘Sleep well beast’ neemt geen vliegende start met de allereerste noten en trekt die lijn behoorlijk consistent door. Er wordt meer geëxperimenteerd met productie en het voelt verfrissend aan om eens niet stuk voor stuk pure The National-nummers te horen maar uiteindelijk lijkt het toch iets te veel op een lappendeken waarvan de verschillende stoffen net niet genoeg zijn afgestemd op elkaar of mooi genoeg aan elkaar genaaid zijn. Een gevoel dat schijnt verwoord te worden door de band zelf op ‘Guilty party’ als Matt Berninger  zingt “I say I’m sorry / I know it’s not working“. (Sarah)

I am easy to find (2019)

Die vernieuwde sound loopt door op dit album. De intro van de bekende openingstrack “You had your soul with you” bevestigd dat. Toch is het in harmonie met de alom gekende melancholie. Opvallend is dat er meerdere stemmen zijn die weer zorgen voor de gelaagdheid en diepgang. ‘Her father in the pool’ en ‘Underwater’ zijn interludes, iets wat op voorgaande albums niet aan bod kwam. Langdradige instrumentale stukken zijn ook prominent aanwezig. The National wou duidelijk nieuwe wind in de zeilen. Als ik het album in zijn geheel aanschouw, heeft deze de meeste variatie in nummers wat een beetje onsamenhangend overkomt. ‘Light years’ is het allerlaatste nummer van deze luistersessie. Matt wordt begeleid door een piano en vrouwelijke stem, die het gevoel van warmte en weemoed opnieuw bevestigen. (Nel)

Zoals je jezelf uitslooft om iemand te overtuigen de relatie niet stop te zetten, zo slooft The National zich uit om vorig jaar weer dat trapje hoger te schuiven. Over ‘Sleep well beast’ had ik het over extra’s als slagroom op een taart. Hier kunnen we gerust spreken dat de hele rayon zuivelproducten op de taart word gegooid. Naast de bariton stem van Matt, waar moeilijk genoeg van te krijgen is, zoekt de band naar samenzang met gasten (Lisa Hannigan, Kate Stables,…). Dit werkt overal op eigenzinnige wijze samen met Berninger. Hierdoor blijft bijna de gehele plaat fris aanvoelen. Ook de overdaad aan strijkers en orkestrale toevoegingen maken deze plaat nog voller en productioneel waanzinniger als de vorige. Waar de nummers soms Nick Cave dreigen van de troon te stoten dien ik nog even toe te geven dat Nick het momenteel nog wint. Maar wat zal de toekomst brengen? Dat deze plaat samen gaat met een kortfilm kan me gestolen worden, de plaat zelf is reeds belangrijk genoeg. Zo hoop ik niet dat deze frisse winden de gevolgen zijn van het moeten aansluiten aan een kortfilm. ‘Not in Kansas’, ‘Hey Rosie’ en ‘Rylan’ moet je gewoon gehoord hebben. (Nils)

Het optimistische ‘You had your soul with you’ katapulteert me met plezier terug naar de imaginaire roadtrip, een onderneming waarvoor ook ‘I am easy to find’ een prima aanvulling blijkt te zijn. De muziek plooit terug op zichzelf en neemt niet meer plaats in dan net nodig, het is minder willekeurig dan het voorgaande ‘Sleep well beast’. De titel ‘Not in Kansas’ lijkt nog eens te onderstrepen dat de groep de kleine stadjes met hun bijhorende kleinschalige optredens wel degelijk ontgroeid is, maar waar ze dan precies wel zijn, weten ze zelf niet. Het klinkt aandoenlijk, net zoals de rest van het album dat aandoet als één grote frêle en emotionele liefdesbrief, waarvan de mooiste noten misschien wel van de verschillende vrouwen komen die te horen zijn, maar jammer genoeg nergens te zien zijn in de tracklist. (Sarah)

Conclusie 

Tien albums vlak na elkaar luisteren is pittig, zeker als het melancholische indierock is. Geen aanrader indien je oprecht intens een luistersessie wil doen. Als achtergrondmuziek daarentegen is het perfect. Persoonlijk vind ik hun muziek ideaal voor tijdens druilerige herfstdagen, het twilight-moment op een warme zomeravond of een nachtelijke fietstocht onderweg naar huis. The National hun discografie is lange tijd niet echt vernieuwend geweest, maar dat hoeft ook niet. Bijna elk album klinkt vertrouwt en behoudt de melancholie, maar ze evolueren wel gestaag met als keerpunt het album ‘Trouble will find me’. Daarna omarmt de melancholie de verandering en vernieuwing. Normaal gezien hecht ik veel belang aan de teksten, wil ik deze doorgronden en begrijpen. Bij The National heb ik die drang niet en ben ik al volledig mee met de melancholische sfeer die ze creëren. Misschien daarom dat ik de nummers niet kan meezingen: Ik ben al zeer tevreden met het National-dekentje dat me omarmt. Zouden ze dat hebben als merchandise? (Nel)

Na het hier een aantal malen over taart en relaties gehad te hebben begin ik me af te vragen wat er in mijn hoofd omgaat. Ik weet wel dat ik de vriendin maar best eens trakteer op taart en blij mag zijn met mijn gevarieerde job. Zo ben ik niet een van de personen waarover The National al duizend-en-één nummer heeft gemaakt. Prachtige nummers over het banale dagelijkse leven, de melancholie alsook ellende die deze af en toe met zich meebrengt. Tot, hopelijk, volgend jaar op Best Kept Secret! Ik kan al niet meer wachten. Verdorie toch Covid-19…. (Nils)

Op een week tijd naar de meerderheid van The Nationals discografie luisteren bleek een aangename verrassing, maar ook geen openbaring. Eens de eindnoot achter mij ligt kan ik me niet veel terug levendig voor de geest halen, laat staan een duidelijk onderscheid beschrijven tussen verschillende nummers. Die uniformiteit is evenwel deel van de charme die The National toch wel heeft weten over te brengen. Ik kan met plezier nog uren naar Berningers stemgeluid luisteren en ‘High violet’ ga ik zonder twijfelen nog volledig laten doorspelen. Ook nummers als ‘I am easy to find’ en ‘Terrible love’ hebben een meer dan positieve indruk achter gelaten. Ik heb niet veel slechts gehoord maar ook niet genoeg waardoor mijn aarzelende kalverliefde zou groeien tot hartstochtelijke liefde. Voor mij maakt The National nummers om op het gemak van te genieten op trage dagen, dobberend in fris water of middenin verlaten Amerikaanse velden tijdens die – al dan niet imaginaire – roadtrip. (Sarah)