Terwijl het gras op de main stage plaats gemaakt had voor de confetti van Oscar & The Wolf, trotseerden wij de hitte om het gevarieerde zaterdagprogramma van Les Ardentes te ontdekken. Onder meer Nicki Minaj, Iggy Pop en Forest Swords sierden de affiche, lees het verslag hieronder.
Op 11 juli 2015 ging Les Ardentes zijn derde dag in, met optredens van Iggy Pop, The Hives, Paul Weller en Charlie Winston. Bert Savels nam zoals de voorbije dagen foto’s. Het verslag is van Thomas Konings.
De Australische delegatie van King Gizzard & The Wizard Lizard zetten onze dag in gang met hun lange psychrockjams en charmeerden ons met avontuurlijke trips. Hun sound had meer weg van Amerikaanse genregenoten hun muziek dan van lokale geluiden (denk Tame Impala en Pond) en dan was het vooral de mondharmonica in het bijzonder die ons naar prairies in plaats van kangoeroewoestijnen transporteerde. Vooral wanneer het tempo de hoogte in ging, werden we meegesleurd in de bezweringen van de koning en zijn uitgebreide harem. Toen aan het einde van de set een laidback, langgerekt nummer meer het lome sfeertje van de dag reflecteerde, dwaalde onze aandacht dan weer af naar koelere locaties. Op het grotere indoorpodium verging het daarna volgende psychrockband Bed Rugs iets minder goed. Hun songs klonken doordeweeks en een beetje vermoeiend, zoals enkel muziek uit dat genre een beetje enerverend kan klinken. Gelukkig hadden de Vlamingen ook een paar hitjes meegenomen om de rest van het materiaal te compenseren.
En ook de volgende band op ons programma was niet vies van een beetje psychedelische rock: Woods. De folky nummers van de band werden zo omgetoverd tot steviger materiaal, dat bijna steeds wel een uitgesponnen versie kreeg met kaleidoscopische klanken. Over het algemeen pakte dat wel goed uit en balanceerden de Amerikanen zo netjes tussen die mooie, authentieke geluiden vanop de langspelers en de extra dimensie. Tijdens nummers als (uitschieter) ‘Moving to the left’ bleef de pure schoonheid wel behouden en emotioneerde de groep bijna. Soms werd het allemaal net te veel van het goede en maakte de psych-overload een saaie indruk, gelukkig wist de band rond Jeremy Earl meestal wel wanneer het genoeg was.
Daarna waren we bij een blokje singer-songwriters aanbeland, met James Vincent McMorrow als eerste act. De Ier probeerde zijn sentiment over te brengen in de HF6, maar wist ons uiteindelijk enkel te bekoren met zijn gouden keeltje. Want zingen kon ie overduidelijk wel en met zijn hoge vocals wist ie dan ook de eerste gilletjes van de dag te ontlokken. Verder bleek het allemaal een beetje overdadig en pathetisch. Kortom: we kregen het er niet warm van (just kidding, 30° was a killer). Ook de conclusie bij de daaropvolgende main stage-act Benjamin Clementine bleek: mooie stem, weinig inhoud. Tussen gemompel en te lange pauzes door serveerde de Londenaar afgelikte, loungy pianomuziek die aangevuld werd met cello en drums. Het mocht voor ons dan toch wat uitdagender, want onder de loden hitte verviel het materiaal van ‘At least for now’ al snel tot achtergrondmuziek.
Dan wisten Britpop-legende Paul Weller en zijn vijfkoppige (nu ja, er zat nog een mannetje verstopt achter het synth-verhoog) band het vuur beter aan de lont te krijgen. Natuurlijk kleurde ook hij veilig binnen de lijntjes, maar hij deed dat wel met zin om er in Luik iets van te maken. Met een stevig geluid knalde The Jam-zanger zijn materiaal de zaal in, zo’n volle sound had misschien wel beter op de main stage gepast dan bijvoorbeeld de flinterdunne muziek van Britpop-newbies Temples een dag eerder. Hoe verder de set vorderde, hoe inwisselbaarder de songs allemaal begonnen te klinken en dus vertrokken we maar op tijd naar het hoofdpodium.
En daar waren we gelukkig dan een paar minuten te vroeg, want Iggy Pop startte nog voor de irritante presentatoren de kans kregen hem het podium op te roepen. En hoe! Na een kwartier werd ‘Lust for life’ ingezet en daarvoor hadden we al ‘The passenger’ en ‘I wanna be your dog’ gehoord. Het was mooi om iemand zo levenslustig er zien in te vliegen en de meeste jongere frontmannen of artiesten op die manier te overtreffen qua energie. Want hoe je het ook draait of keert, dat vurige element is toch wat je vaak zoekt in een optreden. Na het openingssalvo werd de show dan onvermijdelijk een beetje magerder (haha!) en teerde de set voornamelijk op de performance van Iggy, veel meer dan zichzelf heeft deze headliner dan ook niet nodig om waar voor zijn geld te geven.
Echt lang konden we niet blijven, want de meest besproken naam van deze editie stond in een uitpuilende tent geprogrammeerd. Na 25 minuten wachten, startte Nicki Minaj een popshow die voor ons helemaal nieuw was in het hele festivalcircus: één met een twerk hier en een lapdance daar, met weinig kleren en headsetmicrofoon of ook één met dolenthousiaste tieners, duizenden omhoog gehouden smartphones en dolenthousiaste fans (met traantjes) op het podium. Grofweg deelde Minaj haar show op in drie stukken. Het eerste werd vooral ingevuld met albumtracks van ‘The pinkprint’ en moest demonstreren dat Nicki wel degelijk een van de beste rappers (m/v/x) van onze tijd is en onderstreepte de inbreng van de liveband. Alweer bleek het geluid hier veel te stil en bovendien geraakte de zangeres niet boven haar instrumentatie. Dan bleek het tweede deel een groter succes dankzij een paar onovertroffen hits, al was er hier een addertje onder het gras: alles kwam uit een doosje en mevrouw Minaj deed niet eens de moeite om fatsoenlijk te playbacken. Fijn feestje, minder fijne gedachte om te weten dat alles op tape stond. Het laatste stuk combineerde stukken live en playback, terwijl daarin ook weer een vers blik popbangers werd geopend: met deze synthese kon Queen Nicki nog het meest bekoren, hoewel de vocals vaak te soft waren. Uiteindelijk was het plezierig om zo’n concert eens mee te maken en kon je ook niet naast alle geweldige hitsingles, maar hadden we van een self-made popster ook live wat meer eigen inbreng verwacht.
Veel volk was er niet komen opdagen voor de nachtelijke avonturen van Forest Swords, maar ons maakte dat eerlijk gezegd ergens ook een beetje blij, het betekende meer dansplek voor iedereen. De duistere Tri Angle-songs van de Liverpudlian evoceerden immers grootse, sierlijke bewegingen met hun trage dub-invloeden. Alsof een troep wilde beesten een stijlvolle choreografie uitvoerde, werden donker en licht, en mooi en lelijk versmeld in een moody geheel. “Tot volgend jaar” luidden de laatste woorden van de producer, waaruit wij dan weer afleidden dat het ‘Engravings’-hoofstuk deze zomer werd afgesloten. Een wijze beslissing want veel variatie in deze set was niet mogelijk en we hadden deze show nu al wel een paar keer gezien, alsook was het momentum van de doorbraak al een jaartje voorbij.
Voor we de veilige omgeving (nu ja, het Dour-publiek lijkt hier al wel even haar nachtlawaai in te oefenen) van onze tent opzochten, lieten we ons eerst nog even gewillig afpeigeren door Clark, het Warp-genie dat naast Jon Hopkins techno en moody muziek op een eigenzinnige wijze probeert te versmelten. In vergelijking met Hopkins’ show was die van Clark een stukje diverser, met nummers en tempo’s die eerder snel afwisselden en serieus durfden afwijken van hun opgenomen versies. In een opinieartikel voor NRC schreef filosoof Toine Janssen dat edm of techno (het verschil daartussen was de man niet bekend) de vrijheid van dansen niet meer mogelijk maakte. Waar hij dat een jammere zaak vond, bewees Clark hoe positief dat wel niet kan zijn: hoewel hij je mechanisch deed bewegen op zijn onvermijdelijke beats, creëerde hij net ook weer een vrijheid om je helemaal in muziek te verliezen.