Arca’s ‘KiCk i’ is een schop onder het gat van alle hokjesdenkers

door Tobias Cobbaert

Tijdens het afgelopen decennium liet Alejandra Ghersi Arca zich kennen als een van de boeiendste producers van het moment. Ze leende haar talent aan grote namen als Björk, Kanye West en FKA twigs, terwijl ze haar minst toegankelijke materiaal spaarde voor haar eigen albums. Onder andere ‘Xen’ en ‘Mutant’ zijn enorm bevreemdende albums waarvan je je afvraagt hoe de Venezolaanse die geluiden uit haar vingers tovert. Met haar selftitled album, een van de beste platen van 2017, moest de abstractie soms wat meer wijken om plaats te ruimen voor pakkende songs, die weliswaar Arca’s unieke sound design niet verwaarloosden. Na de losstaande single ‘@@@@@’ – die op zichzelf langer duurde dan heel deze nieuwe plaat – is ‘KiCk i’ haar eerste officiële langspeler van de jaren 2020.

Waar ‘@@@@@’ teruggreep naar de ondefinieerbare sound van haar oudere werk, valt op ‘KiCk i’ op dat er weer echt “liedjes” gemaakt worden, maar er wordt wel uit erg veel verschillende vaatjes getapt. De non-binaire artieste laat zich niet zo maar in een hokje te stoppen, niet op vlak van gender en niet op vlak van muziek. Dat is dan ook meteen waar openingstrack ‘Nonbinary’ over gaat. Het is een stoere, metalige hiphoptrack waarop Arca zelf bars spit en meteen toont dat ze vocaal alle register opentrekt op deze plaat. De ‘I don’t give a fuck’-attitude spat van het nummer af als nooit tevoren.

Het contrast met het tweede nummer ‘Time’ kon haast niet groter zijn. Dit is een nostalgische eighties throwback die gefilterd wordt door een bezwerende Arca-lens. ‘KiCk i’ is een enorm gevarieerd album, maar dankzij Arca’s unieke sounddesign loopt er toch een rode draad door het geheel en wordt de variatie nooit rommelig.

De hiphop-invloede keren terug op de koelbloedige banger ‘Riquiqui’ en het futuristische ‘Watch’ met Shygirl, maar worden moeiteloos afgewisseld met hypnotische klaagzangen als ‘Calor’ en het grootse ‘Afterwards’, met Björk die haar ding in het Spaans doet. De IJslandse klinkt op deze track alsof ze staat te roepen op een godvergeten toendra, terwijl Arca met haar eigen stem het ijs in de tweede helft doet ontdooien. Op de tracklist pronkt ook de naam van SOPHIE, altijd al een beetje de glitter-tegenhanger van Arca’s duistere soundscapes geweest. Van haar gebruikelijke hyperpopinvloeden valt op het aardedonkere ‘La chiqui’ weinig te merken, al doen de stuiterende bassen in de verte wel denken aan diens ‘Ponyboy’.

Hoogtepunten zijn ‘KLK’ en ‘Machote’, twee tracks die niet harder van elkaar konden verschillen en zo nog maar eens Arca’s gevarieerde talenten tentoon spreiden. De eerste is een verschroeiende reggaeton-track waarbij niemand minder dan Rosalia de microfoon bespeelt. De laatste is dan weer een ware anthem waarbij het samenspel tussen viool en elektronica haast orkestraal klinkt, terwijl Arca de sensueelste zanglijnen van haar carrière uit haar stembanden tovert. De muziek van Ghersi klonk nog nooit zo ongegeneerd episch.

“Jack of all trades, master of none” wordt er wel eens gezegd, maar voor Arca gaat die platitude niet op. ‘KiCk i’ is gebouwd op vele verschillende genres en ideeën die allemaal een Arca behandeling krijgen en zo een enorm gevarieerd geheel vormen dat nog steeds groter is dan de som der delen. De toon lijkt gezet om Alejandra Ghersi ook in de jaren 2020 als een van ’s werelds boeiendste artiesten te zien.