Deserta brengt een ode aan zoontje, shoegaze en synthpop op ‘Black aura my son’

door Eva Schalbroeck

Terwijl vele toekomstige vaders zich een dad bod aanmeten, inspireerde het nieuws dat er een zoontje op komst was Matthew Doty om een nieuw album te maken. Doty is niet aan zijn proefstuk toe. Hij speelt al jaren gitaar, basgitaar en keyboards in postrockbands Saxon Shore en Midnight Faces. ‘Black aura my son’ is zijn eerste solowerk. Alsof dat al niet uitdagend genoeg was, besloot Doty zich aan iets nieuws te wagen: synthpop en shoegaze. Dit album bevat alle typische elementen van die twee genres: fluisterachtige zang, gitaren waarvan de reverb- en tromolopedalen volledig ingedrukt zijn, een ritme aangedreven door drum en basgitaar en prominente, melodische synths.

Elk van de zeven nummers heeft een gelijkaardige dromerige, gelaagde en euforische blauwdruk. Toch klinken ze niet inwisselbaar dankzij slimme variaties in tempo, zang en gitaareffecten. Het album komt langzaam op gang met ‘Save me’, waarop wazige vocals een trage, majestueuze drum achternahollen. Op ‘Paradiso’ creëren een uitgesponnen gitaar en een synthesizerrifje een intrigerende spanningsboog. In het midden van het album weddijveren een zachtjes exploderende gitaar en een pulserend ritme met elkaar om vervolgens vervlochten te geraken. Tijdens ‘Be so blue’ en ‘I’ll be gone’ wisselen rustpunten en een salvo van gitaar, drum en bas elkaar af. Het album eindigt met een dromerige recapitulatie. Het visuele equivalent ervan is een (roze) cumulonimbuswolk die langzaamaan maar zeker steeds sneller voorbijglijdt, uitdijt en een deugddoend buitje en bijhorende opwekkende regenboog achterlaat.

In feite herinterpreteert Doty op ‘Black aura my son’ shoegaze en synthpop volgens het boekje, eentje geschreven door Slowdive en M83. Het bevat dus geen echte verrassingen of vernieuwingen. Wel is het een geslaagde ode aan shoegaze en synthpop, gemaakt door een ervaren rot die in eerste instantie zijn peilloze ouderlijk liefde in klank wilde omzetten. Het enige waarvoor Doty wat minder inspiratie vond, zijn de lyrics. “Hush now, don’t you cry” is misschien wat te voor de hand liggend, als het over een baby gaat.

We zijn nu al benieuwd hoe de opvolger, geïnspireerd door het geluid van een baby die onophoudelijk krijst omdat zijn tandjes doorkomen, zal klinken. Zal Doty dan nog steeds sprankelende en euforische shoegaze en sythpop maken? Of keert hij terug naar de postrock? Wedden dat hij zich op zware metal of vuilgebekte rap zal storten?