Gebrek aan variatie maakt geen Ponykamp van ‘We get along’

door Frederik Laurens

‘We get along’ is het eerste album van het Gentse garagepop/sprookjespunk-trio Ponykamp. De band is nu al zo’n drie jaar bezig en bracht in 2018 de ep ‘Ponykamp’ uit met daarop enkele van de betere songs die we ook op dit album terugvinden. Als geheel valt ‘We get along’ echter tegen en daar zijn een aantal redenen voor.

De eerste en de meest opvallende is de mix die over heel de plaat tegenvalt. De basdrum zit zo diep begraven dat een team van mijnwerkers er maanden over zou doen om hem bloot te leggen. Hierdoor missen de nummers de energie en de impact die zo kenmerkend is voor garage. Opener ‘Love song’ legt meteen de vinger op de wonde. Wanneer de gitaren een tempo hoger schakelen valt die tempowisseling volledig in het niet door de afwezigheid van die drijvende basdrum. Zo krijgt het nummer nooit de nodige vaart mee om los te breken en tot meer dan wat voorzichtig geschuifel aan te zetten. Opvolger ‘Papapapapapatricia’ is in hetzelfde bedje ziek. Het nummer over de neurotische huisbaas “Patricia” die de “perfect administrator” is, heeft wel degelijk een eenvoudige maar catchy melodie. Die wordt echter niet genoeg gestut door de basdrum waardoor er opnieuw weinig tastbaar achterblijft zodra het nummer eindigt.

‘White deer park’ bewijst dan weer dat Ponykamp weet hoe het aanstekelijke melodieën moet maken. De stuiterende bas kruipt goed onder de lichtjes psychedelische gitaar om het nummer een aangenaam zwalpende levendigheid te geven. Het is wel zo dat veel van de nummers op ‘We get along’ een gelijkaardige melodie hebben. Veel van de gitaar en baspartijen liggen zo dicht bij elkaar dat ze zo goed als onderling inwisselbaar zijn. Dat zorgt ervoor dat nummers zoals ‘Cool to know’, ‘Girls bike’, ‘Tip of her hair’ of ‘Holiday’ zo goed op elkaar lijken dat het allemaal als hetzelfde nummer klinkt. Bij het ene wordt er al wel eens wat harder of sneller gespeeld dan bij het andere maar voor de rest is het verschil niet al te groot. Er zijn enkele archetypes van nummers op de plaat en die worden dan verschillende keren in mindere of meerdere maten van elkaar gekloond. Daardoor komen ze meer als opvulling over dan als songs in hun eigen recht.

Nog iets dat meteen opvalt is hoe hard de stem van leadzanger Dimitri De Backer op die van Tom Smith van Editors lijkt. Verder dan dat gaat de vergelijking echter niet. Er wordt zo weinig emotie of variatie in de zang gelegd dat het moeilijk is de songs van elkaar te onderscheiden. Na een tijdje gaat het dan ook als een prettig gestoorde gimmick aanvoelen die zelden de aandacht weet vast te houden. Het helpt ook niet dat de lyrics weinig of niets te vertellen hebben. ‘The farm’ is zo een nummer ‘It takes time and focus to list all my actions/ it ain’t easy to concentrate with my distractions/ I got my mind on this and I’ll do it my way/ today is my day/ Let me start on this/ I’ll do it my way I’ll do it right away/ When the schedule is made it is hard to memorize/ but when I’m done the work I’ll have done will be so nice’. Na het beluisteren van de nummers heb je niet het gevoel dat je iets meer weet over de persoon die ze geschreven heeft of dat ze iets van emotie hebben laten zien.

Het kan zijn dat dit een bewuste keuze van de band om alleen maar absurde, leuke nonsens te zingen maar de nonsens is ook niet raar genoeg om te blijven hangen. ‘Pork flavoured cereal’ verwijst met zijn “chicken and cow’” naar South Park maar slaagt er verder niet in om iets noemenswaardig gevat of interessant te vertellen. “Pork flavoured cereal/ devils on tv/ heroes to the rescue/ all I wanna see/ I want to find the courage to say hi/ and ask about the chicken if that’s fine.”

De laatste drie songs van de plaat zijn ook enkele van de betere. De spooky geneuriede harmonieën werken goed samen met de zang van De Backer op ‘Itches and rashes’. ‘Bar’ breekt in het midden even open met een lekker vuile gitaarriff die voor wat dreiging zorgt en in ‘Half-a-llama’ lijkt de zanger zich voor het eerst op de plaat ook volledig te smijten.

Toch is het allemaal wat too little too late om het album nog recht te trekken. Op hun debuut heeft ‘Ponykamp’ nog aardig wat last van groeipijnen. Er zitten enkele catchy melodieën in maar doordat die zo vaak herhaald worden voelt ‘We get along’ aan als een nodeloos lange busrit waarvan je de eindbestemming niet weet.