Kendrick Lamar – To pimp a butterfly: West Coast-klassieker

door Daan Leber

Nadat ‘Good kid M.A.A.D. city’ door verschillende media als instant classic werd bestempeld, was het afwachten of Kendrick Lamar de hooggespannen verwachtingen voor zijn derde album kon inlossen.

Op ‘To pimp a butterfly’ valt meteen op dat de rapper niet op zijn lauweren heeft gerust. Vanaf de eerste seconden hoor je de verandering van sound. ‘Wesley’s theory’, geproducet door Flying Lotus en met bijdragen van Thundercat en funklegende George Clinton, draagt duidelijk de Brainfeederstempel. Weinig nummers op de plaat komen in aanmerking om als pure hiphop gelabeld te worden, enkel ‘Hood politics’ (met shout-out naar Killer Mike) en ‘The blacker the berry’ worden gekenmerkt door een klassieke boombap-beat.

Kendrick voelt niet de behoefte om op te scheppen over wat dan ook, in tegenstelling tot veel van zijn collega’s snijdt hij liever gevoelige onderwerpen aan. Op bijna elke song wordt kritiek geuit op de behandeling van zwarten in de Verenigde Staten. Het blijft echter niet tot aanklagen, maar ook actief oproepen om zich te verenigen en het systeem aan te vallen. Muzikaal zie je dit terugkeren in de verschillende genres waaruit inspiratie is geput. Er wordt geopteerd onder andere voor funk (zowel “p” als “g”), soul en jazz, stijlen die ontstaan zijn in Afro-Amerikaanse gemeenschappen. Parliament Funkadelic, Coltrane, Miles, Sly & The Family Stone en op ‘King Kunta’ zelfs Michael Jackson vullen mekaar moeiteloos aan op elk lied, en vormen zo de bemoedigende ondertoon van Lamars politieke boodschap. Het zou moeten inspireren om niet vast te zitten in de minderheidslogica die dwingt enkel vooruit te kijken, maar ook de vlaggen van het verleden te blijven meedragen.

De aandacht is, in vergelijking met ‘Good kid M.A.A.D. city’, niet enkel meer op Compton gericht. Er wordt uitgezoomd naar een nationale context. Naast de raciale problemen die de Verenigde Staten kent, komt ook de worsteling met het beroemd zijn en rijkdom vaak terug. Op de spoken word interlude ‘For free?’ wijst Kendrick een gold digger genaamd Lucy af. In ‘How much a dollar cost’ vertelt hij hoe egoïstisch hij is geworden, dat hij weigert om God, vermomd als zwerver, te helpen.

Naast dit leidmotief komen ook meer persoonlijke zaken aan bod. Het terugkerend gedicht heeft het over een depressie waar Kendrick is doorgegaan, nog steeds een taboe in hiphopmiddens. De rapper beschrijft hoe hij te veel drinkt, en bijna ten onder gaat aan suïcidale gedachten. Hij omschrijft zichzelf als een “fucking failure”. Vooral de derde verse op ‘u’ maakt indruk. Kendricks geweten praat tegen hem, en je hoort de snikken in zijn stem. ‘u’ kan echter niet zonder ‘i’ gezien worden. Die eerste single is opmerkelijk positiever, ook op muzikaal vlak. De melancholische productie vanop ‘u’ wordt vervangen door upbeat funk. Het is een anthem van eigenliefde, en toont dat je uit de diepe dalen kan kruipen.

Kendrick Lamar verraste vriend en (die enkele) vijand met ‘To pimp a butterfly’. In tegenstelling tot wat velen zouden doen in zijn plaats, blijft hij vernieuwen. Het was desondanks even wennen aan het andere klankenpalet, maar de meesterlijke verteltalenten van de man grijpen je wel van bij de eerste seconde aan. Heel menselijk worden onder andere depressie en racisme aangekaart. Naast die thema’s houdt het gedicht dat nummer na nummer langer wordt het album samen. Op afsluiter ‘Mortal man’ blijkt dat Kendrick het al die tijd tegen zijn inspiratie Tupac had. Het werkt, en dus levert de troonopvolger van de West Coast opnieuw een klassieker af.