Molly Nilsson vindt hoop in en met voorspelbaarheid op ‘2020’

door Pascal Vandenberghe

Dromerige synths, poppy melodiëen die enkel maar uit het Scandinavische kunnen komen en albumcovers bestaande uit zwart-witte patronen. Molly Nilsson heeft het wel voor consistentie, dat kunnen we nu, tien jaar na haar debuut ‘These things take time’, met een gerust hart wel zeggen. Het is dan ook weinig verrassend dat de DIY-queen van de droompop op album nummer acht hetzelfde stramien aanhoudt. ‘2020’ toont tien maal opnieuw zoete synthpop in een schemerig lofi-aandoend jasje, én bezit een cover waar het kleur er alweer niet van afspat.

We zouden dat stilstand kunnen noemen, maar noem de Zweedse muzikante niet ongeïnspireerd. Want hoewel haar muziek primair blijft aanzetten tot zwijmelen, is de artieste naast haar geflirt met romantiek en nostalgie niet vies van een goede portie zelfreflectie en maatschappijkritiek.

Het klinkt dan wel alsof het dertig jaar geleden had kunnen gemaakt worden, Nilssons muziek is stevig gegrond in het nu, nog meer dan ooit op ‘2020’. Dat alles dankzij een kanjer van een billboard met in grote letters het nakende jaartal op. Dat reclamebord moest in Tokyo mensen warm maken op de Olympische Spelen. Bij Molly Nilsson bracht het andere gedachten boven, naast dromen over het bijgelovige aspect van het jaartal ook de nabijheid ervan, gedachten over het huidige politieke klimaat, de zieke staat van de wereld en het kapitalisme.

Hoewel bovenstaande hete hangijzers een zwaarmoedige triptiek vormen, bewandelt Nilsson op ‘2020’ een hoopvol pad. De permanente staat van politieke kater waarmee we tegenwoordig door het leven ploeteren houdt Nilsson niet tegen van optimisme uit te dragen. “I don’t care if the world is through, every night is new”, luidt het in de opener. Want hoe slecht het ook gaat, we zijn hier nog, en er is geen nood om onszelf in een diep dal te wenen. Het zijn de twee tegenovergestelden waarmee de Zweedse gracieus balanceert in een zeemzoet liedje zonder het deprimerende noch het hoopvolle te zwaar te laten doorwegen. Nilsson loopt met een smile en opgeheven hoofd door het vuur.

In ‘A slice of lemon’ danst Molly zich op eenzelfde manier een weg doorheen de smeltende poolkappen met meeslepende zanglijnen om haar instant herkenbare productie heen. Ook ‘Gun control’ legt – met wat meer punch in de productie dankzij het tempo en de pianotoetsen – de vinger op de wonde. “Streets are crowded but life is so vacant.”

Hoe scherp op de snee Nilssons lyrics soms mogen zijn, zo zacht zijn haar zoete producties. Intermezzo ‘My mental motorcycle’ geeft wel aan: soms ietsje te zacht en te bescheiden. Maar dan is er ook het andere uiterste. Heb je synesthesie? Dan kan je de synths in ‘Out of the blue’ misschien wel als verblindend ervaren. Meestal bevindt Molly zich er echter mooi tussen. In ‘I’m your fan’ wordt de meesleep-factor nog een tikkeltje verhoogd met een warme saxofoon, die ook in de bloedmooie afsluiter ‘Blinded by the night’ zijn opwachting maakt als manteltje voor Nilssons schuchtere hoge zang.

Voorspelbaarheid is vaker een vloek dan een zegen. In deze tijden voelt de vertrouwde warmte van Molly Nilsson echter meer dan ooit als een veilige thuishaven aan. Hoewel ze onze oren niet bedekt voor de staat van maatschappij en milieu, biedt ze in haar eigenwijsheid wel een meer dan dankbare troost met haar nostalgische nachtelijke escapades. Je zou denken dat je na tien jaar quasi hetzelfde uitgekeken zou zijn op een artiest. Op zich lijkt de artieste zichzelf op die manier ook wat te beperken. Desalniettemin blijft de formule die Molly Nilsson halsstarrig hanteert genoeg magie tevoorschijn toveren.