Ook zonder fanfare schittert Moses Sumney op ‘græ: Part 2’

door Guillaume De Grieve

Na op het eerste deel van zijn dubbelalbum ‘Græ’ alle registers opengetrokken te hebben, kiest Moses Sumney op dit vervolg voor een meer bescheiden aanpak. Zijn filosofie “too much is not enough” laat hij hier bewust links liggen. Alle aandacht is gevestigd op de nog steeds onvatbare falsetstem van Sumney en iedere zin dringt traag maar zelfzeker binnen. ‘Græ (part 2)’ is een einde dat triomfeert vooraleer eervol weg te sterven in het ijle.

In ‘Two dogs’ bezingt Sumney in kopstem het bedroevende lot van zijn geliefde honden uit zijn jeugd. Sterfelijkheid wordt zo door een autobiografische lens opgevat. In de sobere instrumentatie weerspiegelen harp en dwarsfluit de fragiliteit van het nummer. ‘Bystanders’ is nog schaarser met enkel ambient-begeleiding op synths. De lippen op elkaar houden en je eigen mening voor jezelf houden is soms het beste, aldus Sumney. “Honesty is the most moral way but morality is grey”. Het hoogtepunt van dit deel is ‘Me in 20 years’, al ten tijde van ‘part 1’ gereleased. Hij vraagt zich af of hij genoegen zal kunnen nemen in het alleen zijn. Deze thematiek echoot zijn debuutalbum ‘Aromanticism’: “I’m left wondering if it’s written on my urn, that I’ll burn alone”.

‘Keeps me alive’ is volledig solo op gitaar en een omarming van Sumney’s kinderlijke nieuwsgierigheid. James Blake was eerder al te vinden in de entourage van Sumney, of eerder andersom, en op ‘Lucky me’ is dit opnieuw het geval. Blake schreef mee en is duidelijk te horen op de keys. Het bombastische van ‘part 1’ is voltooid verleden tijd. Onder de meerstemmigheid wordt er zuinig omgegaan met effecten. De interlude ‘And now I come to isolation’ is zoals eerdere spoken-words ingesproken door Taiye Selani en overtreft ze ook. Niemand minder dan Thundercat neemt de baspartij voor zijn rekening. ‘Bless me’, een prachtige smeekbede aan cupido om hem raak te schieten, bevat terug meer instrumentatie en eindigt in een spannende finale.

De twee delen van dit bijna vlekkeloze dubbelalbum zijn muzikaal duidelijk van elkaar te scheiden, al ontstaat er dankzij de terugkerende thematiek en interludes een sterke cohesie. Moses Sumney heeft ten opzichte van zijn debuut een artistieke groeispurt gemaakt. Emoties worden nog steeds zonder gêne blootgelegd maar klinken hier als een complexe dissectie vol nuance. De nummers op ‘part 2’ blazen je minder van je stoel dan op ‘part 1’, maar ankeren je  vast en doen je de (zwaarte)kracht van ‘Græ’ voelen.