Sufjan Stevens vindt troost in het sublieme ‘Javelin’

door Yannick Verhasselt

Als prille twintiger leerde ik de opmerkelijke muzikale bekwaamheid van Sufjan Stevens kennen via ‘Carrie & Lowell’. Het toeval bracht me tot bij hem, na de eerder abstracte albumcover al enkele weken lang in de rekken van menig vinylzaak te hebben zien pronken. Het was net via online fora dat ik de beste man zijn muziek leerde kennen en vooral lief hebben. En huilen. Sindsdien ben ik verknocht. Na enkele missers, heeft Sufjan Stevens wederom me bij m’n hart weten pakken met ‘Javelin’.

Sinds 2015 bracht Stevens een karrevracht aan materiaal uit. Van ‘Planetarium‘ met Nico Muhly, James McCallister en Bryce Dessner tot bijvoorbeeld een new age-plaat ‘Aporia‘ met zijn stiefvader Lowell Brams. Een ambientalbum hier en glitchy indietronicawerk elders. Stevens trachtte zich steeds opnieuw heruit te vinden, met niet altijd een even succesvol resultaat als gevolg. Hoewel voor veel fans ‘The ascension‘ een return to form was sinds ‘Carrie & Lowell’, was dat voor mij minder het geval. De elektronica texturen klonken te geforceerd, onnatuurlijk en vooral weinig vernieuwend. Sorry, Sufjan.

Opgedragen aan zijn overleden partner, Evans Richardson IV, weeft het album consequent een subtiel thema van het louterende proces van loslaten doorheen nummers. Hoewel rouw zeker een thema is sijpelend doorheen de plaat, vormen de tien songs een verderzetting van zijn steeds veranderende, diepgaandere definitie wat liefde voor hem betekent en inhoudt. Als de wonderlijke woordensmit die hij is, poogt hij via tien kleine liedjes zijn hart uit te storten wat zijn “light of his life” voor hem betekende.

Goodbye, Evergreen

You know I love you

But everything heaven sent

Must burn out in the end

Met een zucht opent hij de plaat, waarna hij de eerste strofe bijna lijkt te fluisteren. De daaropvolgende storm van instrumentatie, waarbij hij “Goodbye evergreen / You know I love you” prevelt, doet denken aan het overweldigende ‘The age of Adz’. ‘A running start’ gunt ons een nostalgische blik op de liefde tussen beide, sonisch en lyrisch één van de vrolijkere momenten op de plaat. In de vooruitgeschoven parel ‘Will anybody ever love me?’, opent Stevens z’n hart. Het is de eerste keer (van vele) op de plaat waar Sufjan transparant is over zijn gevoelens en over zijn rouw(proces). Net zoals de opener schittert ook hier de instrumentatie bijzonder rijkelijk met percussie en strijkers die meerdere spins nodig heeft om volledig te kunnen doorgronden.

In het nummer zien we hem op één van zijn donkerste momenten. Ook al klinkt het nummer prachtig geproduceerd, toch schuilt er een bepaalde afstand in de zang die moeilijk te missen valt. De manier waarop hij die openingsregels zingt, of hoe hij in het refrein barst… Er zit zeker passie en liefde in, maar er is ook iets anders, iets deprimerends. Er is behoefte. Gaat hij wel ooit nog de liefde vinden die hij ooit kon koesteren?

Nummers als ‘So you are tired’ of ‘Everything that rises’ raken een ander belangrijk thema aan. Net zoals in ‘The ascension’ zien we Stevens wederom twijfelen aan zijn geloof. Soms direct vragend aan God (of is het Evans, zoekend naar een louterend antwoord?) in ‘So you are tired’; “So you are breathing disaster / I did what I was told / But I was a man born invisible / Was it something I said or some kind of joke?“, elders meer indirect of vager verwijzend naar zijn geloof. Op de single zien we hem waarschijnlijk op zijn laagste punt, nihilistisch bijna.

De laatste vier nummers lijken aan elkaar verbonden te zijn. Hoe Stevens zich een leven tracht voor te stellen zonder zijn partner. Hoe hij zich een weg klauwt uit de enorme leegte die hij heeft achter gelaten. Het bijna negen minuten durende ‘Shit talk’ vormt de catharsis van de plaat. “No more fighting / I’ve nothing left to give“, verklarend dat de rouw om zijn partner moet stoppen, maar ook hoe hij het zat is om met zichzelf in de knoop te liggen. Hij wil vrede vinden en hebben. Hij wil niet langer in zijn eigen verdriet leven, omdat het voelt als een persoonlijke hel.

Opnieuw zingt hij over de ruzies die nooit volledig zijn opgelost en de algemene problemen in de relatie die misschien nooit ter sprake zijn gekomen. Er zijn zoveel dingen waarvan je beseft dat je ze tegen iemand wilt zeggen eenmaal wanneer het te laat is. De shit talk blijft door je hoofd zweven, al zul je ook dit overwinnen en er sterker uit komen. “I don’t wanna fight at all (I don’t wanna fight at all) / I will always love you“, besluit hij.

Stevens sluit het album af met een cover van een stoffige deep cut van Neil Young. Hij stript quasi het volledige nummer van zijn instrumentatie waardoor vooral de akoestische productie op het nummer, naast Sufjan’s stem, schittert. Hoewel het om een cover gaat, past het nummer prima binnen de context van het album en als afsluiter: Deze wereld is een mooie en unieke plek met iedereen daar in. Alles komt uiteindelijk wel goed als je het tijd en ruimte geeft.