Dijf Sanders over zijn nieuwe maxi-ep ‘Lichen’: “Ik ging op reis in mijn eigen harddrive”

door Bert Scheemaker

Iedereen ziet af. De een al wat meer dan de ander. Wie zichzelf kan bestempelen als een artiest die zijn inspiratie vooral gaat halen in het verre buitenland, zit al een eind op zijn kin te kloppen. Gelukkig wist Dijf Sanders deze keer zijn inspiratie dichter bij huis te vinden. Of beter nog, in zijn huis. Op de harde schijf van Sanders stonden nog een paar pareltjes al een eindje stof te vergaren. Met zes van die nummers, die eerder een eenzame dood leken te sterven, ging hij weer aan de slag. Die frisse blik op zijn oudere werk leverde ‘Lichen‘ op. Zes nummertjes telt het kleinood en wij gingen eens horen bij de man die met zijn vorige album ‘Puja‘ op zes eindigde in onze lijst van beste jazz albums van het voorbije jaar.

We spreken Dijf Sanders via een meeting link, zoals dat tegenwoordig gaat, en hij geeft meteen aan de term ‘album’ misschien ietwat overdreven is voor ‘Lichen’. “‘Lichen is geen ep of album. Het is eerder een maxi-ep of een albumini. Initieel dacht ik eerder richting het maken van het album, maar deze zes nummers vond ik mooi passen bij elkaar en that’s it. Voor de duidelijkheid, het is geen gemakzuchtige keuze geweest om iets uit te brengen. Ik was klaar voor een nieuwe albumcyclus, maar daarvoor wil ik naar een naar een nieuwe regio nieuwe indrukken gaan opdoen voor een nieuw project. Allemaal onmogelijk dezer dagen. In plaats daarvan ging ik op reis in mijn eigen harddrive, die op zich al een exotische plek geworden is doorheen de jaren”.

“Alle files die ik doorheen de jaren verzameld heb, heb ik opnieuw bezocht. Aan sommige stukken was maar enkele uren gewerkt, waarna ze begraven werden onder hopen nieuwe data. Voor mij was het een soort herontdekking van mijn eigen werk. En zes nummers heb ik uiteindelijk gered van de eenzame dood op de digitale drager. Lichen is trouwens Engels voor korstmos, een eerder onopvallende plant, maar wel eentje die super aanwezig is. Een beetje zoals de zes tracks: lang onopgemerkt, maar toch dragen ze allen duidelijk mijn muzikaal DNA met zich mee.”

Wie zich af en toe eens verveelt, kan zich misschien eens begeven naar het Youtubekanaal van Dijf Sanders. Daar houdt hij zich al eventjes bezig met iets wat hij zelf ‘Gear Roulette’ noemt. Op basis van toeval selecteert hij zijn instrumenten en met die beperkingen maakt hij daarna muziek. Al ziet hij het zelf niet meteen als een beperking. “Gear Roulette zorgt er voor dat ik mijn studio opnieuw leer kennen. Je komt ergens vast te zitten in je vertrouwde manieren om muziek te maken en dat is net het punt van ‘Gear Roulette’. Het verplicht je om niet lui te creëren en het laat me toe om te focussen op sounddesign, misschien wel wat ik het liefste doe. Ik moet er mijn tijd voor nemen om echt iets te maken en dat is voor mij een vruchtbare manier van werken. Ik sluit zelfs niet uit dat er nog een album uit het experiment komt”.

“‘Gear Roulette’ is misschien een beetje mijn surrogaat voor reizen. Als ik reis, dan wil ik mijn identiteit verliezen en mezelf niet in mijn element voelen. Een andere cultuur ervaren maakt mij klein. Er was het afgelopen jaar een plan gemaakt om in eigen land field recordings op te nemen en van die stukken een album te maken, maar daar ben ik rap van af gestapt. Hier, in België, verlies ik niets van mijn eigenheid. Ik wil ontmanteld worden. En dat doet ‘Gear Roulette'”.

Het mag duidelijk zijn, Dijf Sanders zit niet stil. Tussen het YouTuben door zijn er nog een hoop projecten af te werken en evenveel dromen na te jagen. Zo is hij samen met zijn vriendin Linde Carrijn bezig onder de naam ZONDERWERK. Voor een Brugs museum maakt het duo de soundtrack bij enkele kunstwerken, waaronder eentje van Roger Raveel. Het stopt daar echter niet. ‘Naast een 3 à 4 kunstwerken die we muzikaal omkaderen, zijn we bezig met een soort van soundtrack te schrijven voor een graphic novel van Olivier Schrauwen. Daarnaast doen we hetzelfde voor enkele stills van Brecht Evens, die ook de graphische kant van ‘Lichen’ voor zijn rekening nam. We zouden ons het liefst focussen op die stills. Het verhaal van het beeld vertellen in een minuut of vijf, een soort moment waar je volledig in gezogen kan worden en het hele plaatje meekrijgt. De muziek moet je vertellen wat je ziet, maar ook wat je net niet ziet op zo’n still”.

Het brengt ons naadloos bij een gekoesterde ambitie: de soundtrack. “Nog nooit ben ik gevraagd, helaas. Misschien heb ik niet de goeie connecties, misschien focussen we te veel op nog die echte symfonische soundtracks die naar de Amerikaanse markt neigen. Misschien een combinatie van beide. Maar mocht ik de kans krijgen, zou ik enorm graag een experimentele soundtrack maken voor een low budget sci-fi of horrorfilm. Met The Violet Husbands hebben we ooit live een soundtrack gespeeld voor een Japanse animatiefilm, maar verder dan dat gaan mijn ervaringen niet.” Of Cactus Muziekcentrum hem dan eens mag bellen voor hun jaarlijkse vertoning van een film met live soundtrack? “Graag!”.

Die soundtrack is maar een van de vele dromen. Een echte liefhebber van het fenomeen remixen is Sanders niet bepaald. “Als er echt iemand iets van mij zou mogen remixen, dan heb ik nog het liefst dat Autechre mijn liedjes door hun machine haalt. Veel interessanter vind ik het echter om te zien wat er gebeurt wanneer mijn songs uitgekleed worden en opnieuw opgebouwd worden in een totaal andere sfeer met andere instrumenten.” Dat kan zowel klein- als grootschalig in het hoofd van Sanders. “Zo’n full blown symfonisch orkest, met klassieke en barokke instrumenten, stel je voor. Maar evengoed kan het op een ander niveau gedaan worden. Ik kreeg onlangs een berichtje van een vrouw die afscheid nam van haar muziekklas in Oostakker. Die klas had ‘Hanuman’ nagespeeld met xylofoons en klarinetten. Zalig!”. En mocht hij het helemaal voor het zeggen hebben wat hij zou kunnen doen, zou hij “met zo’n typische Thaise funkband uit de jaren ’70 muziek maken. En touren natuurlijk, lijkt me een enige ervaring.”

Wij mogen Dijf Sanders dan wel gemakshalve indelen bij jazzmuziek, zelf ziet hij dat toch lichtjes anders. “Ik zou niet zeggen dat mijn muziek echt jazz is, maar evengoed is het geen ‘geen jazz’. Ik denk wel jazz, maar daarom maak ik nog geen jazz. En ik denk dat dat voor een groot deel van de Belgische scene geldt. Ik beschouw me niet zozeer als een spilfiguur, maar we zijn toch precies een grote crèche waar iedereen elkaar tegen het lijf loopt. We scheuren ons ook een beetje los van het internationale scene, we zijn experimenteler en laten nog een poortje open naar meer elektronische geluiden.”.

Het is net dat profiel dat hem ook een gevraagd producer maakt. De voorbije jaren was hij vooral te vinden in de liner notes van de betere jazzy platen die ons taalgebied voortbracht, maar daar lijkt nu wat verandering in te komen. “Ondanks dat hun geluid ver van het mijne ligt, klopte Whispering Sons bij mij aan voor het nieuwe album. Door de coronamaatregelen kon de band niet repeteren, waardoor veel nummers in de theoretische fase bleven steken. Een frisse blik op het klassieke ‘gitaar-drum-bas’ patroon was welkom. En dus kwam ik in het verhaal terecht. Pas op, het blijft natuurlijk Whispering Sons en die hebben hun eigen geluid. Tegelijk wilden ze geen doorslagje maken van hun eerste album. Hier en daar heb ik accentje kunnen leggen. Voor de rest is het echter koffiedik kijken. Van veel projecten worden de datums continu verschoven, maar we blijven hoopvol.” En sowieso lijkt Dijf Sanders de komende tijd genoeg om handen te hebben.