MOAR katapulteert zich naar de top van de Belgische garagerock met ‘Future furby’

door Gilles Dierickx

Hoe groter een scene, hoe meer diversiteit je erin vindt. Dat lijkt logisch, en het minste wat je kan zeggen over alles wat naar garagerock ruikt in België – en die geur is stérk, de laatste jaren. De trippy surf van Alpha Whale verschilt danig van de punksound die Mind Rays uit hun vierkoppige machine spuwt, terwijl pakweg The Glücks en Mountain Bike elk in een ander hoekje zitten. Zo is er ook MOAR, een trio uit Antwerpen dat het beste van alle werelden combineert: vuil en snel, maar evengoed vol melodie, meezingbaarheid én flarden humor.

Op ‘Future furby’, de tweede plaat van de boys, passeren er zeventien (17!) songs. Met een gemiddelde lengte van anderhalve minuut vliegt die haarbal uiteraard in geen tijd voorbij, maar de kunst bestaat erin herhaling en verveling de kop in te drukken. Het lofi popkarakter van debuutalbum ‘I wanna horse’ ruimt hier plaats voor een hitsiger sfeertje, en dat sluimert door in elk detail. Reverb op de vocals, droge riffjes en rammelende drums – het lijkt simpel om een garagerockrecept ineen te flansen, maar het is de kruiding die ‘t hem doet. ‘Alone’, bijvoorbeeld, groovet op een héél boeiende manier. Zowel dans-, spring- áls luisterbaar, we zien het de doorsnee rock-‘n-roll three piece nog niet snel doen. Ty Segall is zowat overal een invloed, maar hier lijkt ie bijna een verborgen gastmuzikant, al weten we niet zeker welk instrument hij dan niét zou bespelen.

MOAR is een band vol verrassingen. Wanneer die fuzzpedaal op het korte ‘Big fish’ net op perfecte kruissnelheid trok, vallen de drie plots kordaat stil, om dan toch snel weer alles recht te hijsen. Het meest noisy lied dat je in lange tijd hoorde heet ‘I’m going to the sea’, en zelfs doorheen al dat nonchalant lawaai is er plaats voor een funky gitaarlijntje. Een bizar walsje wordt er vervolgens ook bijgesleurd – die valse bassolo lijkt inderdaad nergens beter op z’n plaats. En wat moet je in godsnaam aanvangen met ‘Stromboly’, dat meer zwalpt tussen tempo’s dan een dronkenlap op een verroeste fiets? Je laten meevoeren, zo blijkt meteen.

The Black Lips, The Sonics en The Cramps zouden ongetwijfeld meerdere traantjes wegpinken bij het horen van ‘Future furby’, en dan zeker als ‘Intestines’ of ‘Man inside a hole’ de revue passeren. De ingehouden energie die ‘Disneyland’ kenmerkt – al zouden we het nummer nu niet meteen aan de kinderen laten horen – maakt het tot een van de boeiendste tracks van dit plaatje. Met z’n vierenhalve minuut ook de langste van de bende, wat de ideale ruimte biedt voor wat freejazz-dingen en meer muzikale excuses tot gepruts en gerammel. Begrijp ons niet verkeerd: dat etaleert eigenlijk vooral het kunnen van dit drietal, en wijst opnieuw op hun oogkleploze aanpak die te vaak ontbreekt binnen de garagescene.

Daarna gaat het doorheen songs als ‘Vulva teen’ en ‘Bam bam’ in één rechte lijn naar de titeltrack als finish. Minder gekke elementjes in het derde deel van de plaat – afgezien van die droge, cartooneske zang op die laatste – dan wel oprechte, korte punksongs. De heren namen ‘Future furby’ op in een garagebox, om die bommetjes vervolgens te laten masteren door Thomas Valkiers (je welbekend van Double Veterans en Sunpower). Geen toeval dus, dat lofi en stevigheid elkaar hier niet in de weg staan en net compleet versterken. MOAR laat waarschijnlijk binnen de zes maand een nieuwe worp op de wereld los – die zal allicht niet vuiler, maar minstens even interessant klinken. Of niet. We laten ze gewoon doen, en zien wel waar het uitkomt. Vermoedelijk weten de drie dat ook zelf nog niet.

‘Future furby’ verscheen op Belly Button Records, het label dat Raphael van MOAR oprichtte.

De groep speelt op 10 oktober in Brussel en op 14 oktober in Gent. Volg ze op Facebook voor meer data.