Er zit een mooie parabel over het belang van eerste indrukken verstopt in het feit dat Deftones na al die jaren nog steeds als nu-metalband bestempeld wordt. Op debuut ‘Adrenaline’ stonden best wel wat raps, maar op opvolger ‘Around the fur’ waren die al bijna onvindbaar en op de ondertussen twintig jaar oude klassieker ‘White pony’ was de hiphop volledig afwezig. Op die plaat vond de band haar eigen typerende geluid dat metal combineert met de dromerigheid van shoegaze. Die combinatie vormt op het nieuwe ‘Ohms’ nog steeds de basis van de sound.
Hoewel het hier dus niet om een band als Limp Bizkit gaat, waren we op voorhand toch niet honderd procent enthousiast over een Deftones-plaat in 2020. Dat komt vooral doordat voorganger ‘Gore’ uit 2016 het moment leek waarop de sound uitgemolken was. De zware stukken waren te slap geproduceerd om echt hard aan te komen terwijl de dromerigheid niet ver genoeg doorgetrokken werd waardoor er een vis-noch-vleesproduct overbleef dat schijnbaar voor het eerst ook de zwakke plekken van de Deftones-formule blootlegde.
Groot was onze verbazing toen het titelnummer van ‘Ohms’ online kwam en het om een meeslepend streepje dromerige metal bleek te gaan dat ons eraan herinnerde waarom we ooit fan van Deftones waren. De tweede single ‘Genesis’, die het album opent, toonde nog beter aan hoe Deftones zichzelf terugvond: de zompige productie klinkt loodzwaar terwijl zanger Chino Moreno de ene keer de longen uit zijn lijf krijst en de andere keer zijn unieke atmosferische zangstem bovenhaalt.
De groep speelt graag met contrasten tussen sfeervolle klanktapijten en sludgy metal-stukken, zowel binnen de nummers als op albumniveau. Zo wordt het heftige ‘Genesis’ afgewisseld met ‘Ceremony’ en ‘Urantia’ die met momenten dreampoppy aanvoelen en wordt er op ‘Pompeji’ constant geschakeld tussen gemoedelijke gitaren en beukende riffs. De verbindende factor tussen hard en zacht is Moreno, die van elk moment een dromerig sfeerstukje weet te maken. Er zijn maar weinig artiesten die er zo goed in slagen om ons tegelijk te doen headbangen en dagdromen.
Na meerdere decennia is Deftones nog steeds een band met een enorm herkenbaar geluid. Hier en daar doen er wel stukken aan andere metalgenres denken, zoals ‘Urantia’ dat wat thrashriffs à la oldschool Metallica heeft of de basintro van Urantia die als een geconstipeerde Motörhead klinkt, maar de groep heeft vooral een niche voor zichzelf opgebouwd. Door die unieke positie in het metal-landschap en door het teleurstellende ‘Gore’ kan het dus misschien minder opvallen dat ‘Ohms’ eigenlijk weinig nieuws brengt. Het is een solide album volgens het gekende Deftonesstramien, maar iets meer durf had uiteindelijk wel gemogen. Als het volgende album opnieuw geen vernieuwing brengt dreigt de band na zo’n goeie drie decennia vast te roesten, wat spijtig zou zijn voor een aparte band als Deftones.
Hoewel we dit kunstje al eerder gehoord hebben, is het toch fijn om te horen dat Deftones er nog steeds in slaagt om een goeie plaat uit te brengen. Als een band die begin jaren 2000 in verschillende Runescape-playlists stond in 2020 nog steeds weet te boeien, dan is dat al een hele prestatie op zich. Nu op de volgende release nog net iets meer durf laten horen en Deftones is klaar om ook in dit nieuwe decennium een vaste waarde te worden.