Sólstafir verkent verder postrockmagie met ‘Endless twilight of codependent love’

door Kevin Bruggeman

Drie jaar terug bezorgde Sólstafir ons met ‘Berdreyminn’ de plaat die het – stilaan hopeloze – wachten op een nieuwe Sigur Rós draaglijker maakte. De metalroots werden zo goed als helemaal verloochend en in plaats daarvan kregen we bijna feeërieke postrock waarin melancholie het won van agressie. Check bijvoorbeeld het prachtige, bijna Pink Floydiaanse ‘Hula’ dat in een betere wereld zomaar het Songfestival zou moeten winnen. De IJslanders pikten op die manier perfect in waar Sigur Rós stopte na ‘Kveikur’, zonder daarbij hun eigenheid op te geven.

Zoals iedere metalgroep die de harde gitaren en screams overboord gooit leverde het hen heel wat hoon op van de aanbidders van het eerste uur. Dat is jammer, want de muziek verdient een podium zoals ook hun landgenoten van Sigur Rós hen dan met minder toegankelijke muziek hebben voorgedaan. De nieuwe plaat bevat alvast terug meer invloeden uit de metal (zie bijvoorbeeld ‘Dionysus’, dat perfect op de platen had kunnen staan die de groep tien jaar geleden uitbracht), maar bevat ook terug trage slepers (‘Til moldar’ kan gerust doorgaan voor een slow uit tijden waarin slowen nog toegelaten was).

‘Endless twilight of codependent love’ is de eerste plaattitel in het Engels sinds ‘Masterpiece of bitterness’ uit 2005. Het maakt duidelijk dat er teruggegrepen wordt naar het verleden van de band. Het gruizige gitaarwerk wint het bij tijden terug van de synthesizer (naast ‘Dionysus’ ook in ‘Alda Syndanna’, opener ‘Akkeri’ – waarin meer van sfeer gewisseld wordt dan in België van coronamaatregelen – en afsluiter ‘Ulfur’), al blijft Pink Floyd eerder een referentie dan het oude metalwerk.

Sólstafir is echter altijd een band geweest waar avontuur en melancholie belangrijker zijn dan gitaarerupties. Zo is ‘Or’ een nummer dat met een walstempo veeleer jazz dan rock is. ‘Drysill’ trapt wel af met een gitaarsolo, maar ontpopt zich dan tot een emotionele rollercoaster waar het tempo constant laag gehouden wordt, tot zich een finale met dubbele basdrums en gierende gitaren aandient.  ‘Rökkur’ koppelt dan weer pathos aan parlandoteksten die ongetwijfeld een gewichtig maatschappelijk fenomeen doorgronden, al verstaan we er niets van.

‘Endless twilight of codependent love’ biedt meer afwisseling dan we in lockdowntijden gewend zijn. ‘Her fall from grace’ is het enige nummer dat in het Engels gezongen wordt. Ok, het is houthakkersengels en de “nananana” die we plots horen is ietwat misplaatst, maar het illustreert dat ieder nummer bij Sólstafir een andere richting uitgaat dan het vorige. Een avontuur in tijden waarin avontuur aan banden gelegd wordt.

Wie Eurovisiekitsch kan koppelen aan wilde gitaren, sfeervolle synths en ambient geluiden zonder in te boeten aan relevantie of kwaliteit heeft het recht een unieke positie te bekleden in het muzikale landschap. De band verdient het bewonderd te worden buiten hun oorspronkelijke metalwereld.  Sólstafir is de laatste jaren uitgegroeid tot een unieke band en verzilvert die status moeiteloos met ‘Endless twilight of codependent love’.