Spinvis zorgt voor een zachte lente op ‘Be-bop-a-lula’

door Laurent Voet

Na de artistieke volgroeiing enkel nog de parodie? Een cliché van een kritiek? En de vraag of Spinvis’ laatste album, ‘Be-bop-a-lula’, hieraan beantwoordt? Misschien is het antwoord op al deze vragen wel affirmatief, maar of we het erg vinden is een andere, en belangrijkere zaak. Althans dit was de gedachtegang na de release van singles ‘Lente ‘22’ en ‘Wie zag het licht’. Een eerste blik op de tracklist wekte teleurstelling; opnieuw ‘Tingeltangelhersenpan’ en ‘Icarus’? Maakt de De Jong het hem gemakkelijk, zoals oudere kunstenaars vaak doen als ze merken dat ze minder tijd hebben en nog veel willen maken, hun kunstenaarslot beslist is (althans iets in die aard beweerde hij zelf)? Op het eerste zicht wel, maar op het eerste gehoor absoluut niet.

Een eerste aangename verassing: ‘Tingeltangelhersenpan’klinkt als een gepolijst ouderwets krautrocknummer uit de eerste jaren van Kraftwerk. Een niet al te agressieve verandering die de luisteraar ruimte biedt te wennen aan de nieuwe interpretatie. Spinvis zet ons echter op het verkeerde been met deze introductie, de rest van het album vertoont geen spoor meer van gelijkaardige sounds. Het vervolg klinkt kalm, badend in een zachte lentezon. ‘Portugal’ is wondermooi, vintage spinvis, poëtisch en is voorzien van een einde dat je veilig laat voelen in een ijzig toetsenspel. ‘Be-bop-a-lula’ klinkt ergens tussen onbekommerd en onderhoudend, fijnbesnaard en ongeveinsd. Het is makkelijk thuiskomen. In ‘Weg zijn doet geen pijn’ behoort de Albert Heijn zelfs tot het geluidsassortiment.

Even terug naar 2020, ‘7.6.9.6’ werd enthousiast onthaald. Het klonk allemaal wat ambitieuzer in arrangementen en instrumentengebruik dan De Jongs’ nieuwste. Een groter narratief leek aanwezig. De keuze van de artiest om ‘Be-bop-a-lula’ zo veilig te laten voelen komt deels door de terugkeer van enkele titels, maar zeker ook door de eenvoudige basis van veel nummers.’Paradijs’ gooit echter de sfeer om; upbeat en gevaarlijk eerlijk: ‘iedereen wil weg, maar niemand gaat, iedereen is moe’. Spinvis analyseert goed en verkent de sfeer van weemoedigheid op de ochtendmetro’s met zijn voelsprieten. De oplossing? Die ligt slechts bij de liefde. Ondanks alles houdt een ander van jou in dit valse paradijs. Iets wat ons moet troosten. Liefde maakt de hel draaglijk; mooi bedoeld, maar een christelijke ethiek die politiek uit de weg gaat? Enfin, halverwege en het album valt reuzegoed mee! Ook aan Icarus is gesleuteld, minder radicaal dan aan ‘Tingeltangelhersenpan’, maar het klinkt frisser en kent een inginieuze epiloog dit keer. ‘Speel dat ik leef’, ook een ander pareltje van op de eerdere Sunon ep, verliest jammer genoeg zijn speelsheid, maar komt veranderd en aansluitend thuis in de rest van het album.

Spinvis is niet al te cryptisch in zijn meest hedendaagse observaties. De teksten zijn zoals steeds verhalend, associatief, maar echt uitdagend zijn ze niet meer. Toch nog een laatste kleine verassingen te vinden naar het einde toe; ‘Oogstlied’ klinkt uniek, niet enkel hier, maar ook in De Jongs’ gehele discografie. Het voorziet het ietwat eenvormige ‘Be-bop-a-lula’ van een spannende eindsprint richting het meditatieve ‘Kalix Berna’.

Het verdict? De verteller doet eigenlijk gewoon wat die goed kan. Na zes studioalbums moeten we wel menen dat Spinvis eigenlijk weinig verkeerds kan doen. De Jong heeft nooit iets anders laten horen dan oprechte muziek. We zijn blij dat hij zicht bij zijn kunstenaarslot heeft neergelegd. ‘Be-bop-a-lula’ is gevuld met zachte veranderingen, rust en schoonheid. Meer is voor de komende lente niet nodig.