Gengar, zo sloegen wij er onze Pokédex even op na, is een nachtwezen dat graag in de duisternis van grotten en achterafsteegjes vertoeft en de temperatuur in zijn omgeving met vijf graden kan doen dalen. Jarenlang het hoofdpersonage in menig kindernachtmerrie werd hij in 2013 plots een inspiratiebron voor vier Londense studenten op zoek naar een bandnaam. Er kwam wel een extra H aan te pas: vermoedelijk de H van hete zomers of van hemelsblauwe luchten. Gengahrs muziek heeft naast de naam immers niets gemeen met de vermelde Pokémon, op een donkere tekstflard hier of daar na.
In 2015 bracht Gengahr zijn debuutalbum uit, ‘A dream outside’, dat door dynamisch gitaarspel en zanger Felix Bushes ijle zangstem vaardig richting dromerige pop en psychrock geloodst werd. Naast een heleboel zonnige, zij het licht inwisselbare nummers leverde dat ook hoogtepunten op als ‘She’s a witch’, ‘Heroine’ of ‘Fill my gums with blood’, én een plaats in het voorprogramma van alt-J. Na maandenlang schrijven dook Gengahr deze zomer opnieuw de studio in voor album nummer twee, dat de titel ‘Where wildness grows’ meekreeg. En de groep leek vastbesloten dat zomergevoel uit te dragen: niet alleen met een fleurige hoes, maar ook door bij elk verkocht album een zakje bloemenzaad te steken.
De zon mag dan wel nog niet op zijn, op ‘Before sunrise’ is het al een bedrijvigheid van jewelste. Laat opgebleven vuurvliegjes gokken we, of vroege zangvogels, want de energieke gitaarmelodie fladdert heerlijk van strofe naar strofe. Liet ‘Before sunrise’ het licht al langs de kieren van de gordijnen naar binnen glippen, ‘Mallory’ rukt die met een zonovergoten intro open. Een zoethoutstokje van een refrein ook, net als dat van het strakke ‘I’ll be waiting’. ‘Where wildness grows’ is Gengahr op z’n allerbest, en een volstrekt logisch vlaggenschip voor dit album: in de openingsseconden ontkiemt een prachtige weemoedige melodie, die erna beheerst wordt afgewisseld met grootse gitaaruithalen. Gevoeliger dan op ‘Where wildness grows’ hoorden we de Londenaars nog niet vaak.
De leden van Gengahr hebben een punkverleden, en dat steken ze op deze plaat niet onder stoelen of banken. De muren van geluid die in ‘Whole again’ en elders gebouwd worden lijken met geen stormram ter wereld geslecht te kunnen worden, en de snoeiharde gitaren in ‘Burning air’ en vooral het ijzersterke ‘Carrion’ scheuren harder dan Tihange 2. Zónder dat Bushes zang ook maar een keer kopje onder gaat in die instrumentenstorm: een pluim op de hoed van producers Adam Jaffrey en Nicholas Vernhes, die eerder al de creatieve bokkesprongen van Django Django en Animal Collective in goede banen leidden. Met hen erbij werd er tevens duchtig geëxperimenteerd in de studio. Bushe laat zijn typische kopstem vaker achterwege, zoals op het uitbundige ‘Pull over (Now)’, en in ‘Left in space’ wordt het snaargeweld geslaagd aangevuld met een synthesizer.
In het Pokemon-universum mag Gengar dan wel de laatste evolutie van Ghastly zijn, de Britse Gengahr heeft duidelijk het eindpunt van zijn groeiproces nog niet bereikt. Een afwisseling van harde en zachte gitaren vormt nog steeds de basis, maar ‘Where wildness grows’ klinkt rijker en meer volwassen dan zijn voorganger, en is een fantastisch lente-album dat bruist van ideeën. Wie trouwens Gengahrs bloemenzaad met succes heeft doen ontluiken: stuur ons gerust een ruiker op.
Gengahr speelt op 30/03 in de AB Club (info & tickets).